Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
8 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 juni 2024. De verdachte, geboren in 1958, was in cassatie gegaan tegen een eerdere veroordeling voor moord en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De feiten van de zaak betreffen een schietincident in 2020 in Zwaag, waarbij de verdachte haar echtgenoot met een vuurwapen heeft doodgeschoten. De advocaat van de verdachte, Y. Moszkowicz, heeft een schriftuur ingediend ter ondersteuning van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet gegrond zijn. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren zonder verdere motivering, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.