ECLI:NL:HR:2025:1071

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
23/04227
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van beslag op personenauto en chauffeurspas van taxichauffeur in verband met proportionaliteit en subsidiariteit

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De klager, een taxichauffeur, had een klaagschrift ingediend tegen het beslag dat was gelegd op zijn personenauto, bijbehorende sleutels en chauffeurspas. Dit beslag was gelegd in het kader van een onderzoek naar zijn vermeende deelname aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met witwassen van drugsgelden en het aanbieden van illegale gokspelen. De rechtbank had het klaagschrift ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de voortduring van het beslag voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De klager voerde aan dat hij vader is van drie jonge kinderen, kostwinner is en in grote financiële problemen verkeert. Hij stelde dat het essentieel was om over zijn chauffeurspas te beschikken om zijn werkzaamheden uit te voeren en inkomen te genereren. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom het beslag in stand kon blijven, vooral niet in het licht van de persoonlijke belangen van de klager. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04227 B
Datum8 juli 2025
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 17 oktober 2023, nummer RK 23/018000, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft de advocaat D.J.M Dammers bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing naar de rechtbank Amsterdam teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over de verwerping door de rechtbank van het verweer dat de voortduring van het beslag niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
2.2.1
De rechtbank heeft het klaagschrift, dat strekt tot teruggave van de op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) onder de klager inbeslaggenomen personenauto met bijbehorende sleutels en een chauffeurspas, ongegrond verklaard.
2.2.2
Het namens de klager tegen (het voortduren van) de inbeslagneming ingediende klaagschrift houdt onder meer in:
“Subsidiair - proportionaliteit & subsidiariteit
12. Subsidiair stelt klager zich op het standpunt dat het voortduren van het beslag in deze specifieke omstandigheden in strijd is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit omdat de persoonlijke belangen van klager zwaarder wegen dan het strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag.
13. Klager is taxichauffeur. Voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden in dat verband is het dan ook essentieel dat hij over zijn auto, de autosleutels en de chauffeurspas kan beschikken. Dit omdat hij zonder zijn werkzaamheden als taxichauffeur niet kan rondkomen. Hierbij is van belang te vermelden dat klager tot en met het begin van Corona goed kon rondkomen als taxichauffeur. Dit volgt uit de aangiftes van de inkomstenbelasting (zie bijlage (...)). Klager is in 2020, tijdens Corona, verslaafd geraakt aan gokken. Deze verslaving is dermate ernstig geworden, dat hij niet meer kon werken en dag en nacht bezig was met gokken. Door deze ernstige verslaving kon klager lange tijd niet werken. Het gaat inmiddels beter met hem, hij zoekt hulp voor zijn verslaving (zie bijlage (...)).
14. Deze verslaving heeft er echter wel toe geleid dat klager niet alleen vragen kreeg van de bank (zie bijlage (...)), maar ook dat klager grote schulden heeft bij - contacten van hem. Deze leningen lopen op tot duizenden euro’s (zie bijlage (...)). Klager heeft daarnaast ook problemen met betalen van andere openstaande rekeningen (zie bijlage (...)). Klager wil gelet op deze schulden zo snel mogelijk weer aan het werk om deze af te betalen. Daarnaast kan klager op het moment, ook nu hij al enorm veel geld heeft geleend van anderen, geen geld meer lenen om te voorzien in het levensonderhoud van zijn gezin. Klager is dus afhankelijk van zijn inkomen als taxichauffeur om te zorgen voor zijn gezin en om de schulden af te lossen.
15. Het belang van klagers bij teruggave is dermate wezenlijk, nu het voor klagers op dit moment onmogelijk is om volledig aan hun financiële verplichtingen te voldoen. Indien het beslag blijft voortduren en het kunnen voldoen aan deze verplichtingen zodoende onmogelijk blijft, zullen de gevolgen voor klagers aldus aanzienlijk zijn. Met (gedeeltelijke) opheffing van het beslag kunnen deze vergaande gevolgen worden voorkomen, in welk kader in het bijzonder wordt verzocht om het beslag op de chauffeurspas op te heffen.
16. De Hoge Raad is recent nog met een zekere bijstelling gekomen van de rechtspraak met betrekking tot de beoordeling door de beklagrechter of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Klager verzoekt daarom kritisch te kijken of in zijn geval wel aan deze vereisten is voldaan als het beslag blijft voortduren. Daarbij is van belang dat in het geval van klager nog geen enkel zicht is op een eventuele verdere vervolging en inhoudelijke behandeling, waardoor niet binnen redelijke termijn een beslissing wordt verwacht.
17. Gelet op voorgaande stelt klager subsidiair dat de persoonlijke belangen van klager zouden moeten prevaleren boven het strafvorderlijk belang van het voortduren van het beslag ten aanzien van deze auto, de autosleutels en chauffeurspas. Meer subsidiair stelt klager dit in ieder geval geldt ten aanzien van de chauffeurspas. Dit zodat klager dan met een auto van een ander zou kunnen taxiën.
Concluderend en resumerend.
18. Kort en goed verzoekt klager primair het beslag op de auto, de autosleutels en de chauffeurspas op te heffen nu het belang van strafvordering dit voortduren van het beslag niet vordert. Subsidiair verzoekt klager het beslag op de auto, de autosleutels en de chauffeurspas op te heffen nu niet is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Meer subsidiair verzoekt klager in ieder geval het beslag ten aanzien van de chauffeurspas op te heffen nu niet is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.”
2.2.3
Volgens het proces-verbaal van de behandeling van het klaagschrift in raadkamer heeft de raadsvrouw van de klager daar het volgende aangevoerd:
“De auto ligt al drie maanden onder beslag op grond van de waarheidsvinding. Het uitlezen van de gegevens van de auto is een kwestie van een paar minuten. Het is tevens niet waarschijnlijk dat de voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard. Er ligt een MMA-melding, maar deze dient wel voldoende gestaafd te worden. Deze staving volgt nog niet uit het beperkte dossier. Daarbij is de chauffeurspas geen voorwerp dat in het kader van de waarheidsvinding onder beslag kan blijven. Het beslag is tevens in strijd met de subsidiariteit en proportionaliteit. Klager is vader van drie jonge kinderen en kostwinner. Het is essentieel dat hij over zijn chauffeurspas beschikt om zijn werkzaamheden uit te voeren en inkomen te genereren. Daarbij heeft hij vanwege zijn gokverslaving grote financiële problemen. Ik verzoek u in ieder geval zijn chauffeurspas terug te geven. Tot slot beschik ik nog niet over het strafdossier en is nog niet bekend wanneer de strafzaak zal worden behandeld.”
2.2.4
De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen:
“Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
Klager wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met het witwassen van gelden uit drugshandel en het aanbieden van illegale gokspelen. Klager zou zich met zijn taxi en zijn taxibedrijf aan het plegen van deze strafbare feiten hebben schuldig gemaakt. Dit zou hebben plaatsgevonden in de periode van januari 2019 tot heden. De MMA melding wordt onderbouwd door onder meer tapgesprekken waarin over grote geldbedragen en het vervoer daarvan wordt gesproken. Daarnaast komt uit tapgesprekken en bankrekeningen naar voren dat verschillende personen, al dan niet met gebruikmaking van prive en/of zakelijke bankrekeningen, worden ingezet voor de criminele activiteiten.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het strafvorderlijk belang van waarheidsvinding zich verzet tegen opheffing van het beslag van de auto, omdat het onderzoek nog loopt. Het voorwerp is immers in beslag genomen met het doel de waarheid aan het licht te brengen.
Zowel ten aanzien van de taxi als de chauffeurspas acht de rechtbank het bovendien niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de voorwerpen verbeurd zal verklaren. De voorwerpen staan immers in directe relatie met de witwasverdenking. Het strafvorderlijk belang verzet zich dan ook tegen opheffing van het beslag. Gelet op de ernst van de verdenking enerzijds en de door klager aangevoerde persoonlijke belangen anderzijds acht de rechtbank handhaving van het beslag niet in strijd met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.”
2.3.1
De rechter is bij de beoordeling van het beklag over de inbeslagneming niet verplicht ambtshalve te onderzoeken of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Als echter door of namens de klager wordt aangevoerd dat zijn persoonlijke belangen bij de opheffing van het beslag zwaarder moeten wegen dan het met artikel 94 en/of 94a Sv nagestreefde strafvorderlijk belang bij het voortduren daarvan, kan de rechter gehouden zijn blijk te geven van zo’n onderzoek.
2.3.2
De vraag wanneer de rechter blijk moet geven van een onderzoek naar de vraag of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, en – als dat het geval is – welke eisen moeten worden gesteld aan de motivering van zijn beslissing, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar is afhankelijk van de concrete onderbouwing en de indringendheid van de door of namens de klager aangevoerde argumenten. Ook is van belang wat daarover door het openbaar ministerie wordt ingebracht. Verder komt betekenis toe aan het tijdsverloop sinds de beslaglegging en aan de termijn waarbinnen een beslissing in de hoofdzaak of in de ontnemingsprocedure redelijkerwijs valt te verwachten. Naarmate meer tijd is verstreken – en de klager dus al langer door het beslag wordt getroffen – kan meer gewicht toekomen aan de persoonlijke belangen van de klager bij de opheffing van het beslag. (Vgl. HR 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:128, rechtsoverwegingen 2.4.1 en 2.4.2.)
2.4.1
Namens de klager is, zoals weergegeven onder 2.2.2 en 2.2.3, kort gezegd aangevoerd dat de klager vader is van drie jonge kinderen en kostwinner is van zijn gezin, dat hij in grote financiële problemen verkeert en dat het in het bijzonder van groot belang is dat hij over zijn chauffeurspas beschikt om zijn werkzaamheden uit te voeren en inkomen te genereren.
2.4.2
De rechtbank heeft geoordeeld dat de voortduring van het beslag voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en heeft het klaagschrift ongegrond verklaard. Dat oordeel is niet toereikend gemotiveerd in het licht van wat onder 2.3 is voorop gesteld. Daarbij is van belang dat de rechtbank niet kenbaar in haar overwegingen heeft betrokken wat namens de klager naar voren is gebracht over de aanmerkelijke (financiële) gevolgen van het voortduren van het beslag, in het bijzonder vanwege de omstandigheid dat de klager de chauffeurspas nodig heeft om te kunnen voorzien in zijn levensonderhoud en dat van zijn gezin. De enkele overweging van de rechtbank dat gelet op “de ernst van de verdenking enerzijds en de door klager aangevoerde persoonlijke belangen anderzijds” geen strijd bestaat met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, volstaat in dit opzicht niet.
2.5
Voor zover het cassatiemiddel hierover klaagt, slaagt het. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 juli 2025.