Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
8 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De klager, een taxichauffeur, had een klaagschrift ingediend tegen het beslag dat was gelegd op zijn personenauto, bijbehorende sleutels en chauffeurspas. Dit beslag was gelegd in het kader van een onderzoek naar zijn vermeende deelname aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met witwassen van drugsgelden en het aanbieden van illegale gokspelen. De rechtbank had het klaagschrift ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de voortduring van het beslag voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De klager voerde aan dat hij vader is van drie jonge kinderen, kostwinner is en in grote financiële problemen verkeert. Hij stelde dat het essentieel was om over zijn chauffeurspas te beschikken om zijn werkzaamheden uit te voeren en inkomen te genereren. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom het beslag in stand kon blijven, vooral niet in het licht van de persoonlijke belangen van de klager. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor herbehandeling.