ECLI:NL:HR:2025:1093

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
24/02399
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over toepasselijkheid van recht in bestuurdersaansprakelijkheid bij koopovereenkomst van mondmaskers

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [A], een in Polen gevestigde eenmanszaak, en N&S Holding c.s., een groep van Nederlandse vennootschappen. De zaak betreft een koopovereenkomst waarbij [A] 1.410.000 mondmaskers heeft verkocht aan North to South B.V. voor € 634.500. North to South B.V. heeft echter slechts € 70.000 van de koopprijs voldaan. Na een verstekvonnis van de rechtbank Overijssel, dat N&S Holding c.s. heeft veroordeeld tot betaling van het resterende bedrag, heeft [A] in hoger beroep cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de vraag behandeld of het hof ambtshalve het toepasselijke recht kon beoordelen zonder dat daar een daartoe strekkende grief was ingediend door [A]. De Hoge Raad oordeelde dat het hof dit niet vrijstond, omdat beide partijen in eerste aanleg stilzwijgend waren uitgegaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht. De Hoge Raad heeft het arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens zijn de kosten van het geding in cassatie gereserveerd.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/02399
Datum4 juli 2025
ARREST
In de zaak van
[eiser] ,
handelende onder de naam [A] ,
wonende te [woonplaats] , Polen,
EISER tot cassatie,
hierna: [A] ,
advocaat: F.J. Fernhout,
tegen
1. NORTH AND SOUTH HOLDING B.V.,
gevestigd te Hengelo,
2. [verweerder 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: N&S Holding c.s.,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/08/275692 / HA ZA 22-4 van de rechtbank Overijssel van 10 augustus 2022 en 15 februari 2023;
b. het arrest in de zaak 200.327.749 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 maart 2024.
[A] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen N&S Holding c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [A] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F. Ibili strekt tot vernietiging en verwijzing.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [A] is een in Polen gevestigde eenmanszaak.
(ii) N&S Holding c.s. zijn in Nederland gevestigd.
(iii) N&S Holding c.s. zijn (indirect) bestuurders van North to South B.V.
(iv) In april 2020 hebben [A] en North to South B.V. een koopovereenkomst gesloten waarbij [A] 1.410.000 mondmaskers aan North to South B.V. verkocht heeft voor een bedrag van € 634.500,--. [A] heeft de mondmaskers geleverd. North to South B.V. heeft slechts € 70.000,-- van de koopprijs voldaan.
(v) Bij verstekvonnis van 9 december 2020, bevestigd bij verzetvonnis van 7 juli 2021, heeft de rechtbank Overijssel North to South veroordeeld tot betaling aan [A] van € 564.500,-- met rente en kosten.
(vi) [A] is er niet in geslaagd de vonnissen van 9 december 2020 en van 7 juli 2021 te executeren.
2.2
In dit geding vordert [A] dat N&S Holding c.s. hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 564.000,-- in hoofdsom, te vermeerderen met rente en kosten. [A] heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat N&S Holding c.s. als (indirect) bestuurders van North to South B.V. aansprakelijk zijn voor de verplichtingen van laatstgenoemde vennootschap uit hoofde van de vonnissen van 9 december 2020 en 7 juli 2021 (zie hiervoor in 2.1 onder (v)).
2.3
De rechtbank [1] heeft de vordering afgewezen.
2.4
Het hof [2] heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Daartoe heeft het, voor zover in cassatie van belang, overwogen:
“3.4. In deze zaak heeft [A] geen grief gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Pools recht van toepassing is. Maar doordat de grief van [A] over de wijze waarop de rechtbank het Poolse recht heeft toegepast (aan de hand van Nederlandse maatstaven, aldus [A] ) slaagt, moet het hof op grond van de positieve zijde van de devolutieve werking van het hoger beroep toch (ambtshalve) beoordelen welk recht in deze zaak moet worden toegepast. Deze vraag gaat vooraf aan de wijze waarop het toepasselijk geoordeelde recht door de rechtbank is toegepast en behoort tot het door deze slagende grief ontsloten gebied. Uit het tussenvonnis blijkt dat van het partijdebat bij de rechtbank ook deel uitmaakte de vraag naar het toepasselijke recht. Volgens de rechtbank (tussenvonnis ro. 5.3) hebben [N&S Holding c.s.] erop gewezen dat artikel 1, tweede lid onder d, van Verordening Rome II bepaalt dat van het toepassingsgebied van deze verordening onder meer zijn uitgesloten: niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit het recht inzake vennootschappen, verenigingen en rechtspersonen die zien op de persoonlijke aansprakelijkheid van de vennoten en de leden van de organen voor de schulden van de vennootschap, vereniging of rechtspersoon.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Onderdeel 1 van het middel klaagt dat het hof heeft miskend dat het de appelrechter niet vrijstaat om, zonder een daartoe strekkende grief, ambtshalve te oordelen over het toepasselijke rechtsstelsel. Het onderdeel betoogt dat, anders dan het hof heeft overwogen, het slagen van de grief van [A] over de wijze waarop de rechtbank het Poolse recht had toegepast, niet meebracht dat het hof op grond van de positieve zijde van de devolutieve werking van het hoger beroep toch (ambtshalve) moest beoordelen welk recht in deze zaak moet worden toegepast. Het onderdeel klaagt daarnaast dat de overweging van het hof dat uit het tussenvonnis blijkt dat van het partijdebat bij de rechtbank ook deel uitmaakte de vraag naar het toepasselijke recht, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting dan wel onbegrijpelijk is, omdat na het tussenvonnis waarin de rechtbank ambtshalve oordeelde dat Pools recht van toepassing was, geen van partijen zich daartegen heeft verzet en beide partijen daarvan verder zijn uitgegaan.
3.2
Het onderdeel treft doel. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat beide partijen in eerste aanleg tot het tussenvonnis stilzwijgend zijn uitgegaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht en dat N&S Holding c.s. zich na het tussenvonnis van de rechtbank, waarin de rechtbank eigener beweging had geoordeeld dat Pools recht moest worden toegepast op de vordering van [A] uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid, niet heeft verzet tegen de toepasselijkheid van Pools recht, maar juist van die toepasselijkheid is uitgegaan. Voor zover het hof met zijn overweging dat van het partijdebat bij de rechtbank ook deel uitmaakte de vraag naar het toepasselijke recht, de gedingstukken aldus heeft uitgelegd dat N&S Holding c.s. in eerste aanleg het verweer hebben gevoerd dat niet Pools maar Nederlands recht van toepassing is, is die uitleg dan ook onbegrijpelijk.
[A] heeft voorts, zoals het hof heeft overwogen, in hoger beroep geen grief gericht tegen de beslissing van de rechtbank dat haar vordering door Pools recht wordt beheerst, maar heeft uitsluitend een grief gericht tegen de wijze waarop de rechtbank het Poolse recht had toegepast.
Bij die stand van zaken bracht de devolutieve werking van het hoger beroep, anders dan het hof heeft geoordeeld, niet mee dat het hof bij gegrondbevinding van die grief ambtshalve nog kon toekomen aan een eigen oordeel over de vraag welk recht in deze zaak moet worden toegepast. Daaraan doet niet af dat, zoals het hof heeft overwogen, de vraag welk recht moet worden toegepast, voorafgaat aan de wijze waarop de rechtbank het door haar toepasselijk geoordeelde recht heeft toegepast.
3.3
Nu N&S Holding c.s. de bestreden beslissing niet hebben uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van het geding in cassatie worden gereserveerd.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 maart 2024;
- verwijst het geding naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing;
- reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak;
- begroot deze kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van [A] op € 8.346,17 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, en aan de zijde van N&S Holding c.s. op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, H.M. Wattendorff en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
4 juli 2025.

Voetnoten

1.Rechtbank Overijssel 10 augustus 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:4128 en 15 februari 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:5359.
2.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 maart 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:2132.