Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
8 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 15 mei 2023. De zaak betreft een beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door de klager, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door zijn advocaat D.J.M. Dammers. De rechtbank had het klaagschrift ongegrond verklaard, maar de Hoge Raad oordeelt dat het cassatiemiddel slaagt. De advocaat-generaal P.M. Frielink had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de rechtbank voor een herbeoordeling van het beklag. De Hoge Raad stelt vast dat de rechtbank niet de juiste maatstaven heeft aangelegd bij de beoordeling van het beklag door een derde, en dat de motivering van de ongegrondverklaring ontoereikend is. De rechtbank had geoordeeld dat verbeurdverklaring van de auto niet hoogst onwaarschijnlijk was, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klager de auto vóór de vermeende hennepteelt had aangeschaft, waardoor het niet begrijpelijk is dat de auto als opbrengst van de hennepteelt kan worden beschouwd. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Holland voor een nieuwe behandeling.