3.2.2Deze bewezenverklaring steunt op (onder meer) de volgende bewijsvoering:
“III.1 Ontstaan [B 1] , [A 2] en [D]
(...)
[D] BV is opgericht op 14 maart 2017 en [verdachte] is vanaf de datum van oprichting bestuurder en enig aandeelhouder van deze onderneming. Hij is ook de enige persoon die werkzaamheden voor [D] verricht. [D] deed vooral zaken met [B 1] . [verdachte] zat daarvoor in het transport, als chauffeur van zware vrachtwagens en als planner, en werkte vanaf januari 2016 tot augustus 2017 voor [NN] , voor welk bedrijf hij schroot vervoerde.
III.3 Verloop handel in koperschroot bij [B 1] in periode 2015 – 2018
(...)
Vierde kwartaal 2017 tot en met eerste kwartaal 2019
De omzet die [B 1] zelf aan Britse vennootschappen heeft gefactureerd, bedraagt vanaf het vierde kwartaal van 2017 nog hooguit € 2,2 miljoen per kwartaal, zij het over de gehele periode van anderhalf jaar in totaal wel ruim € 7,5 miljoen (aan acht Britse vennootschappen).
Na een voorzichtige aanloop in het derde kwartaal van 2017 (€ 767.782), wordt vanaf het vierde kwartaal van 2017 vooral voor grote bedragen aan van [B 1] afkomstig (koper-)schroot aan Britse vennootschappen gefactureerd door [D] (€ 4.451.771 (Q4 2017), € 7.047.509 (Q1 2018), € 6.357.714 (Q2 2018), € 3.979.859 (Q3 2018), € 4.090.332 (Q4 2018) en € 6.041.782 (Q1 2019). Over de gehele periode van anderhalf jaar betreft het dus bijna € 32 miljoen. [D] was niet geregistreerd en ook niet bevoegd om metaalschrootafval te transporteren. [B 1] heeft voor een deel aan dezelfde Britse vennootschappen gefactureerd als [D] .
In deze periode heeft [A 2] alleen in het tweede en derde kwartaal van 2018 bedragen aan een Britse vennootschap ( [R] Ltd.) gefactureerd, in totaal voor een bedrag van € 3.159.268.
Van acht van de Britse vennootschappen aan wie [B 1] , [D] en [A 2] in deze periode hebben gefactureerd, dertien in totaal, was reeds op 10 mei 2019 het btw-identificatienummer ingetrokken, en drie waren op genoemde datum ofwel ontbonden ofwel in liquidatie.
Na ruim € 15,4 miljoen in 2015 en ruim € 58,4 miljoen in 2016 (zie hiervoor), hebben [B 1] , [D] en [A 2] samen in 2017 ruim € 38,1 miljoen gefactureerd aan Britse vennootschappen en in 2018 ruim € 30,4 miljoen.
Conclusie
Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat [B 1] , na eerst rechtstreeks te hebben gefactureerd aan Britse vennootschappen, vooral vanaf het eerste kwartaal 2016 tot en met het eerste kwartaal 2017 grote bedragen factureert aan [A 2] , welke vennootschap in die periode een omvangrijke omzet behaalt die om en nabij gelijk is aan de aan haar door [B 1] gefactureerde bedragen. Een zakelijke reden hiervoor ontbreekt, evenals een verklaring waarom de omzet van [A 2] direct vanaf aanvang zo hoog is. [B 1] factureert ook zelf voor een deel aan dezelfde Britse vennootschappen als [A 2] zonder dat hiervoor een relevante verklaring bestaat. Vanaf het derde kwartaal 2017 tot en met het eerste kwartaal 2019 factureert [B 1] aan [D] , die aan Britse vennootschappen factureert en die (vrijwel) vanaf het begin van de activiteiten omvangrijke omzetten behaalt. [B 1] heeft daarbij (deels) aan dezelfde Britse vennootschappen gefactureerd als [D] , wederom zonder dat daarvoor een relevante verklaring bestaat. Een zakelijke verklaring, waarom aan [D] wordt gefactureerd, in plaats van rechtstreeks aan de Britse vennootschappen, ontbreekt wederom.
Opvallend is dat de btw-identificatienummers van de Britse vennootschappen aan wie [B 1] , [A 2] en [D] hebben gefactureerd na verloop van tijd (vrijwel) steeds worden ingetrokken en dat die vennootschappen ook worden ontbonden. De vennootschappen van wie op 10 mei 2019 nog een btw-identificatienummer actief was en/of die toen nog niet waren of werden ontbonden, zijn overwegend vennootschappen aan wie [B 1] , [A 2] en [D] later in de tijd zijn gaan factureren. De Britse vennootschappen aan wie [B 1] in de beginperiode van het onderzoek heeft gefactureerd (2015), waren medio 2019 op één na zelfs al allemaal verdwenen.
III.4 De Britse vennootschappen waaraan is gefactureerd
In het strafrechtelijk onderzoek HIVE is het onderzoek beperkt tot de facturatie van en levering aan twaalf Britse vennootschappen, althans daarop toegespitst.
Van deze twaalf vennootschappen heeft [B 1] gefactureerd aan [P] Limited, [BB] Limited, [Q] Limited, [KK 1] Limited, [U] Limited, [HH] Limited en [JJ] Limited.
[A 2] heeft gefactureerd aan [P] Limited, [BB] Limited, [Q] Limited, [medeverdachte 4] Limited, [X] Limited, [Y] Limited en [Z] Limited.
Voor [D] zijn dit de Britse vennootschappen [KK 1] Limited en [AA] .
Uit raadpleging van een publiek register op 30 oktober 2019 bleek dat [JJ] , [HH] , [medeverdachte 4] , [BB] , [U] , [Z] , [X] , [Y] , [Q] en [AA] niet zijn geregistreerd als metaalschroothandelaar of verwerker. [P] en [KK 2] waren aanvankelijk evenmin geregistreerd op het moment dat betalingen werden gedaan aan [B 1] , [A 2] en/of [D] . [P] is pas vanaf 19 oktober 2017 geregistreerd en [KK 1] vanaf 18 oktober 2017.
Conclusie
Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat [B 1] heeft gefactureerd aan 7 van de 12 onderzochte Britse vennootschappen, derhalve in korte tijd aan verschillende Britse vennootschappen, waarbij geldt dat:
- geen van deze vennootschappen aan haar fiscale verplichtingen voldoet;
- deze vennootschappen veelal namen en/of doelstellingen hebben die niet in verband kunnen worden gebracht met handel in metalen en/of schroot ( [BB] zit in de bouw, [Q] in telecommunicatie, [HH] in groente en fruit en ZGB in administratieve dienstverlening);
- de Britse belastingdienst veelal geen contact krijgt met deze vennootschappen ( [BB] , [HH] en [JJ] ) dan wel de bestuurder van die vennootschap aangeeft een paar jaar niets met zijn bedrijf te hebben gedaan ( [Q] ) of niet te weten van handel met Nederlandse bedrijven ( [U] ), hetgeen bijzonder is gelet op de omzet die in korte tijd zou moeten zijn gerealiseerd.
Wat betreft [D] geldt dat is gefactureerd aan 2 van de 12 onderzochte Britse vennootschappen ( [KK 1] en [AA] ), waarbij [KK 1] niet aan haar fiscale verplichtingen heeft voldaan en als missing trader is aangemerkt. [AA] is onder toezicht gesteld en als missing trader aangemerkt. Het BTW-nummer van beide vennootschappen is ingetrokken.
III.5 Verhouding [B 1] - [A 2] en [B 1] - [D]
Zoals hiervoor vermeld, heeft [B 1] zowel (rechtstreeks) gefactureerd aan Britse vennootschappen als aan [A 2] en [D] , waarbij laatstgenoemde twee (Nederlandse) vennootschappen weer hebben (door)gefactureerd aan Britse vennootschappen. [B 1] en [A 2] , althans de [familienaam medeverdachten] en [medeverdachte 1] , maken deel uit van gemeenschappelijke whatsappgroepen, en ook [verdachte] is in één van deze whatsappgroepen opgenomen. Uit de berichten in deze groepen, waarin de namen van Britse vennootschappen voorbij komen, evenals gewichten en geldbedragen in Britse ponden (GBP), leidt het hof af dat deze zien op de handel die aan de Britse vennootschappen is gefactureerd.
Op 28 september 2016 wordt [verdachte] door [medeverdachte 2] toegevoegd aan de whatsappgroep [...] .
Op 19 en 20 oktober 2016 vindt onderling overleg plaats over de ontvangst van betalingen van de Britse vennootschappen; ook [verdachte] ( [D] ) is daarin betrokken en houdt de groep op de hoogte van binnenkomende betalingen:
19/10/2016
[verdachte] : There should be a total of £140 be made today. I will send confirmations to group as they come to me. Has my invoice been paid?
[...] : Nothing yet in account
[verdachte] : No, not been sent from uk yet, waiting on landing uk to uk. I should have confirmation within next hour sent to eu
[...] : Received GBP 60k
[medeverdachte 3] 2: [medeverdachte 4] ?
[...] : Yes
[medeverdachte 3] 2: 80 also coming [verdachte] ?
[verdachte] : They put [medeverdachte 4] on 100k limit. So another 40today and balanced tomoz
[medeverdachte 3] 2: Ok.
20/10/2016
[medeverdachte 3] 2: Morning [verdachte] , what can we expect today?
[verdachte] : What is balance?
[...] : If I am right. GBP 167.051,60
[verdachte] : 2 payment should of landed yesterday
[...] : Made mistake. Received 30.000 35.000 60.000. So balance is 102.051,60.
[medeverdachte 3] is that right
[...] : Just received also 35.000
[...] : Balance 67.051,60
Het hof acht naast voornoemde berichten ook het volgende in het kader van de verhoudingen tussen [B 1] , [A 2] en [D] van belang.
Ook ten aanzien van [D] is sprake van omstandigheden die getuigen van een vergaande, niet in een zakelijke relatie passende, bemoeienis van [B 1] met [D] . Zo zijn op de computer van [B 1] facturen en digitaal briefpapier van [D] aangetroffen. Ook is in het digitale beslag bij [B 1] een Excel bestand aangetroffen met de naam “ [...] ”. In het Excel bestand zat een werkblad [KK 1] , bevattende een financieel overzicht van verkopen aan [KK 1] . De daarop in het rood aangegeven betalingen betreffen betalingen die [KK 1] heeft gedaan aan [D] . Voorts zijn in het beslag van [B 1] verkoopfacturen aangetroffen van [B 1] aan [D] met daarachter weeg- en vervoersdocumenten (vrachtbrieven) van [B 1] naar [D] en van [D] naar [AA] .
Daarbij komt dat ook bij [D] sprake is van het overboeken van betalingen van Britse vennootschappen via [D] aan [B 1] , immers alle betalingen die [D] van [AA] heeft ontvangen worden meteen overgeboekt naar [B 1] en alle betalingen die [D] van [KK 1] heeft ontvangen zijn meteen overgeboekt naar [B 1] . Er is geen winstmarge voor [D] . Deze overboekingen zijn niet te verklaren vanuit een zakelijk oogpunt.
Conclusie
Het hof komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat sprake is van een vergaande, niet in een zakelijke relatie passende bemoeienis van [B 1] richting [A 2] , bestaande uit:
(...)
Ook wat betreft de verhouding tussen [B 1] en [D] komt het hof tot deze conclusie:
- [B 1] beschikt over interne stukken van [D] (digitaal briefpapier van [D] en een overzicht van betalingen van [KK 1] aan [D] ), zonder dat hiervoor een (zakelijke) reden is gegeven;
- alle betalingen van Britse vennootschappen aan [D] worden door [D] meteen overgeboekt naar [B 1] .
Ook in de verhouding [B 1] en [D] is daarom sprake van een niet in een zakelijke relatie passende bemoeienis van [B 1] .
Het hof overweegt dat uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en de daaruit getrokken conclusies volgt dat [B 1] , terwijl zij bekend was met btw-fraude in de schroothandel in het Verenigd Koninkrijk, op grote schaal, voor vele miljoenen euro’s, heeft gefactureerd aan Britse vennootschappen. Voor zover naar die vennootschappen (nader) onderzoek is gedaan, is naar voren gekomen dat zij alle niet aan hun fiscale verplichtingen in Groot-Brittannië hebben voldaan. Voor het totaalbeeld van de Britse vennootschappen (de statutaire doelen die niets met schroothandel van doen hebben, de algehele vaagheid over wie erachter schuilgaat, de achtereenvolgende intrekkingen van btw-identiteitsnummers, het niet-betaald zijn van btw, de enkele verklaring van een statutair directeur) en voor hetgeen van enkele van die vennootschappen meer in het bijzonder bekend is, bestaat geen andere logische verklaring dan dat zij vehikels zijn geweest voor het plegen van btw-fraude. Die Britse vennootschappen, althans de meeste daarvan, waren kennelijk lege hulzen (c.q. katvangers). Met hen kunnen dan ook niet daadwerkelijk rechtsbetrekkingen tot levering van het schroot zijn aangegaan, zodat zij niet de afnemers van de leveringen van het schroot afkomstig van [B 1] kunnen zijn. Wie de werkelijke afnemers daarvan wel zijn geweest, is daardoor grotendeels verhuld.
Daarbij heeft [B 1] , na aanvankelijk rechtstreeks te hebben gefactureerd aan de Britse vennootschappen, op enig moment eerst [A 2] en daarna [D] als tussenschakel naar voren geschoven, terwijl daarvoor in het dossier geen enkele zakelijke argumenten zijn aangetroffen. Integendeel, uit de stukken blijkt van een vergaande bemoeienis van [B 1] met beide bedrijven, hetgeen ongebruikelijk is bij vennootschappen die niet tot eenzelfde concern behoren, zoals in dit geval geldt voor [B 1] , [A 2] en [D] . Dat vraagt om een afdoende verklaring, die niet is gegeven. Daarbij komt dat onderhandelingen en de resultaten daarvan over de condities van leveringen door [B 1] aan [A 2] , respectievelijk [D] , niet zijn aangetroffen. (...) Het hof concludeert dan ook dat [A 2] en [D] geen zelfstandige economische betekenis hebben gehad. Het door [B 1] tussenschuiven van [A 2] en [D] , zonder enige realiteitswaarde, sterkt het hof in de overtuiging dat [B 1] , samen met [A 2] en [D] , de btw-fraude heeft geïnitieerd en heeft geprobeerd deze zo lang mogelijk onopgemerkt te laten blijven.
Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat [B 1] , [A 2] en [D] hebben geweten van de btw-fraude en dat zij de goede werking van het btw-stelsel in gevaar hebben gebracht door desondanks facturen uit te reiken aan anderen dan de onbekend gebleven werkelijke afnemers van de leveringen van schroot. Zij hebben aldus zelf btw-fraude gepleegd en zij wisten van btw-fraude bij/door de vennootschappen aan wie zij schroot hebben gefactureerd. Zij hebben daarom ten onrechte, want te kwader trouw, aanspraak gemaakt op voordelen ingevolge de btw-wetgeving (als het niet de toepassing van het nultarief is, dan wel het recht op aftrek van voorbelasting bij de aanschaf van het schroot van andere ondernemers), en door die voordelen doelbewust toch te claimen in de btw-aangiften, heeft [B 1] opzettelijk onjuiste aangiften gedaan waardoor te weinig omzetbelasting is geheven. Aldus is naar het oordeel van het hof sprake geweest van een constructie, gericht op het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting en het verhullen daarvan door het opnemen van valse facturen in de bedrijfsadministratie. Daarbij is de samenwerking met en wetenschap van de verschillende participanten in die constructie voor een geslaagde uitvoering daarvan onontbeerlijk geweest:
- [B 1] voor het indienen van o.a. onjuiste btw-aangiftes en voor het maken van valse facturen;
(...)
- [A 2] en haar bestuurder [medeverdachte 1] en [D] en haar bestuurder [verdachte] voor de administratieve verwerking van schijntransacties waardoor de fraude langer onopgemerkt kon blijven.
Het hof is mitsdien van oordeel dat de facturen en de daaraan ten grondslag liggende overeenkomsten tussen [B 1] en [D] , op basis waarvan [D] schroot zou hebben gekocht, gebaseerd zijn op schijnhandelingen. Voor intracommunautaire prestaties die [D] aan Britse vennootschappen zou hebben verricht, geldt dit eveneens. [D] is slechts als tussenschakel opgetreden om te verhullen dat [B 1] btw-fraude pleegde, met gebruikmaking van Britse vennootschappen. Daarom is in strijd met de waarheid in de aangiften omzetbelasting in de periode van 19 februari 2018 tot en met 27 april 2018 (bij vraag 3b) omzet vermeld in verband met intracommunautaire leveringen.
Vrijspraak primair tenlastegelegde
Het hof heeft [D] bij arrest van heden vrijgesproken van het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting in de periode van 19 februari 2018 tot en met 27 april 2018, omdat niet kan worden bewezen dat hierdoor te weinig omzetbelasting is voldaan. [D] heeft in werkelijkheid geen belastbare feiten verricht waarvoor zij omzetbelasting verschuldigd kan zijn geworden en ook ontbreekt een andere grond om omzetbelasting van haar te heffen. Gelet op deze vrijspraak, kan evenmin het door de verdachte daaraan feitelijke leiding geven bewezen worden verklaard. Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring subsidiair tenlastegelegde
De onjuiste aangiften omzetbelasting in de periode van 19 februari 2018 tot en met 27 april 2018 zijn naar het oordeel van het hof (...) vals opgemaakt, omdat daarin in strijd met de waarheid is vermeld dat [D] omzet heeft behaald door het verrichten van (intracommunautaire) leveringen. De valse aangiften hadden ten doel de schijn te wekken dat niet [B 1] de prestaties verrichtte maar [D] . De aangiften zijn ingediend bij de belastingdienst en hadden het oogmerk om ze als echt en onvervalst te gebruiken.
Feitelijke leidinggever
Zoals hiervoor, onder III.1 overwogen, is de verdachte vanaf de datum van oprichting van [D] op 14 maart 2017 bestuurder en enig aandeelhouder van deze vennootschap en ook de enige persoon die werkzaamheden voor [D] verricht. De aangiften omzetbelasting zijn gebaseerd op de informatie die de verdachte aan zijn accountantskantoor aanleverde, te weten informatie op basis van in- en verkoopfacturen. De accountant stuurde de aangifte in concept naar de verdachte en bij akkoord kreeg het accountantskantoor hierop zijn fiat. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte, bij wie wetenschap bestond omtrent de schijntransacties en die als bestuurder verantwoordelijk is voor het doen van aangiften omzetbelasting, als feitelijke leidinggever dient te worden aangemerkt. Het subsidiair ten laste gelegde wordt daarom wettig en overtuigend bewezen verklaard.”