ECLI:NL:HR:2025:1115

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
23/02278
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met honkbalknuppel en schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak gaat het om een poging tot doodslag waarbij de verdachte op 15 juni 2021 de benadeelde partij, [benadeelde], met een honkbalknuppel meermalen tegen het hoofd heeft geslagen. De verdachte is geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991. De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd voor materiële schade, waaronder tandartskosten die voortvloeien uit de mishandeling. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 30 mei 2023 een bedrag van € 712,60 toegewezen voor reeds gemaakte tandartskosten, maar de Hoge Raad heeft deze beslissing vernietigd. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet voldoende heeft vastgesteld welke posten van de ingediende rekeningen gerelateerd zijn aan de gebitsschade die door het strafbare feit is ontstaan. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof voor herbehandeling van de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, maar verbindt hier geen rechtsgevolg aan. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 8 juli 2025.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/02278
Datum8 juli 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 mei 2023, nummer 21-002041-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat S.J. van der Woude bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissing over de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel komt op tegen de toewijzing door het hof van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] . Het klaagt onder meer over de toewijzing van een bedrag van € 712,60 voor vergoeding van al gemaakte tandartskosten.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 05-157681-21 bewezenverklaard dat:
“hij op 15 juni 2021 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, die [benadeelde] met een honkbalknuppel, meermalen, op of tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
2.2.2
Het hof heeft over de bewezenverklaring overwogen:
“Aangever [benadeelde] heeft in zijn aangifte het volgende verklaard. Op 15 juni 2021 zag hij voor zijn woning in [plaats] een auto tegen de rijrichting in rijden. Aangever zette zijn gereedschapskist midden op de weg voor de auto en sprak de bestuurder van de auto, verdachte, aan. Er ontstond een woordenwisseling tussen verdachte en aangever. Vervolgens reed verdachte weg. Ongeveer vier à vijf minuten later zag aangever de auto van verdachte weer tegen het verkeer in de straat in rijden. Verdachte parkeerde de auto en aangever liep op hem af. Verdachte stapte uit met een aluminium honkbalknuppel in zijn hand en kwam hard op aangever afrennen. Verdachte haalde de honkbalknuppel naar achteren en sloeg met een zijwaartse slag tegen het hoofd van aangever. Aangever heeft verklaard dat hij sowieso twee keer is geslagen voor hij op de grond viel. Bij de rechter-commissaris heeft aangever wederom verklaard dat hij twee keer is geslagen.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat haar partner [benadeelde] de auto ging inpakken en na ongeveer tien minuten weer naar binnen kwam om te vertellen dat hij zojuist een woordenwisseling had gehad met iemand die tegen het verkeer inreed. Nadat zij daar een paar minuten over hadden gepraat, ging [benadeelde] verder met het inpakken van de auto. De getuige liep naar buiten toe om [benadeelde] koffie te brengen en hoorde een auto aan komen rijden. Ze zag dat de autodeur werd opengegooid en dat de bestuurder met een honkbalknuppel in zijn hand naar [benadeelde] toe rende. Met beide handen hield verdachte de honkbalknuppel vast en sloeg met kracht tegen de linkerzijde van het hoofd van [benadeelde] . Het bloed spoot meteen uit zijn hoofd. Daarna sloeg verdachte nogmaals met zijn honkbalknuppel tegen het hoofd van [benadeelde] . [benadeelde] viel vervolgens neer.
Verdachte heeft bij zijn aanhouding verklaard dat een man verderop in de straat agressief naar hem was geweest en dat de man had getracht hem aan te vallen. Verdachte was toen naar huis gelopen en heeft een knuppel gepakt. Toen was hij teruggelopen naar de man en had de man met de knuppel geslagen. Verdachte verklaarde tegen verbalisanten dat hij niet geslagen was, maar dat hij zelf wel had geslagen omdat hij in paniek was geraakt.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat aangever een blauw oog, een wond op het achterhoofd en een wond boven zijn linker wenkbrauw had.
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen komt het hof tot de conclusie dat verdachte aangever twee keer met kracht met een aluminium honkbalknuppel tegen het hoofd heeft geslagen.”
2.2.3
Bij de stukken bevindt zich een ‘Verzoek tot Schadevergoeding’ van de benadeelde partij met toelichting en bijlagen. Volgens dit formulier vordert de benadeelde partij vergoeding van in totaal € 6.744,07 aan materiële schade.
2.2.4
De bij het verzoek tot schadevergoeding gevoegde toelichting houdt onder meer in:
“ [benadeelde] heeft als gevolg van deze zware mishandeling blijvende littekens overgehouden in zijn aangezicht, in de zin van een litteken boven zijn wenkbrauw en is een kies door de klap met de knuppel en het neervallen op de grond gebroken, en de volgende dag in stukken uit elkaar gevallen. (...)
Materiële schade:
De materiële schade bestaat uit medische kosten en overige materiële schade.
Medische kosten
(...)
Verder heeft cliënt meerdere behandelingen bij de tandarts moeten ondergaan naar aanleiding van het incident. Deze kosten zijn niet gedekt door zijn verzekering en derhalve wenst cliënt deze kosten te verhalen op de verdachte. Het gaat hier om een bedrag van € 712,60 (= € 439,53 + € 273,07) wat cliënt wenst te vorderen. Verwezen wordt naar de bijgevoegde facturen van zijn tandarts Infomedics (Bijlage 4). Verder is er door de tandarts nog een begroting gemaakt voor nog aankomende behandelingen in de nabije toekomst voor een bedrag van € 4.681,96 (Bijlage 4). In totaal wenst [benadeelde] aan medische kosten te vorderen een bedrag van € 5.519,92.”
2.2.5
De bij het verzoek tot schadevergoeding gevoegde bijlagen houden onder meer in:
“Bijlage 1
(...)
De kies die hierdoor afgebroken is, maakt het mij moeilijker om normaal te kunnen eten. Ik moet bijna alles met de rechterkant nu doen.
Mijn gebit moet nog goed gemaakt worden (implantaten/kronen/brug of kunstgebit?).
(...)
Bijlage 2
Hierbij een overzicht van de contacten na de aanval met honkbalknuppel
(...)
Afzender Gelre Zkh
[plaats] , [a-straat 1]
Contact Neurologie
Ontvanger [betrokkene 1]
Patiëntdata [benadeelde] / [geboortedatum] 1976
(...)
Datum 16-06-2021
(...)
Geachte collega,
Heden, 15.06.2021, zagen wij op de SEH bovengenoemde patiënt in verband met:
Reden van komst:
15.06.2021 Mishandeling
(...)
Hoofd/hals: laceratie van 5 cm op achterhoofd en van 3 cm boven linker oog. Oogvolgbeweging gb. Drukpijn en laceratie neusrug en linker jukbeen. Geen drukpijn overige ossale structuren, geen battlesign, septumhematoom of liquorroe. Normale occlusie van de kaak. Geen losse dentitie.
(...)
Conclusie en beleid
15.06.2021 45-jarige man, mishandeld met een honkbalknuppel waarna hechtwond achterhoofd en boven de wenkbrauw.
(...)
Met collegiale hoogachting, [betrokkene 2] , Gastro-Intestinaal Chirurg
[betrokkene 3] , Arts-assistent chirurgie
Afzender RAV NO-Gelderland
Datum 15-06-21 19:44
Patiëntdata [benadeelde] / [geboortedatum] 1976
(...)
Ritformulier RAV NO-Gelderland
(...)
Bijzonderheden algemeen
Verloop incident: Hr. heeft gedoucht en de politie was inmiddels ter plaatse. Hr. komt zelf de woning uitlopen. Bij lichamelijk onderzoek: Hr. is niet bewusteloos geweest, heeft gevoel of er een stuk van een kies af is, geen losse onderdelen in de mond. (...)
Bijlage 4
[...] praktijk voor tandheelkunde
(...)
- REKENING
(...)
Datum: 05-01-2022
(...)
Infomedics
- HERINNERING
(...)
Datum: 12-08-2021
(...)
.”
2.2.6
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 26 april 2022 heeft de raadsvrouw van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de bij de stukken gevoegde pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer in:
“Schadeverzoek
Ten aanzien van het schadeverzoek verzoek ik u primair om dit gelet op de verzochte einduitspraak af te wijzen.
Mocht u toch tot een veroordeling komen dan wens ik nog het navolgende inhoudelijk kenbaar te maken ten aanzien van het ingediende schadeverzoek.
Materiële schade
Ten aanzien van het eigen risico refereer ik mij aan uw oordeel. Dit ligt anders ten aanzien van de kosten die worden gevorderd voor de behandelingen bij de tandarts die zijn uitgevoerd en nog moeten worden uitgevoerd. Uit de overgelegde medische stukken blijkt niet dat sprake is van gebitsschade. Zo staat zelfs in één van de overgelegde stukken “geen losse dentitie”, wat in normaal Nederlands betekent dat het gebit volledig intact is. Het feit dat sprake zou zijn van een causaal verband tussen de tandartskosten en het incident is dan ook speculatief van aard om welke reden dit niet afdoende is gesteld en bewezen om welke reden niet tot toewijzing kan worden gekomen. Wellicht ten overvloede wordt in dit kader opgemerkt dat ook al zou schade zijn ontstaan door het incident aan het gebit het niet aannemelijk is dat alle opgevoerde kosten zijn om de schade aan het gebit te herstellen, nu het niet in de lijn der verwachting ligt, gelet op de medische stukken die aanwezig zijn, dan dusdanig veel mankementen aan de tanden bestaan om welke reden deze kosten ook om deze reden niet voldoende zijn gesteld en bewezen ex artikel 150 Rv.
Wellicht ten overvloede wordt nog opgemerkt dat kosten die in de nabije toekomst zouden dienen te worden gemaakt te speculatief van aard zijn om welke reden deze tevens niet kunnen worden toegewezen.”
2.2.7
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg houdt verder onder meer in:
“De voorzitter stelt verder vast dat als benadeelde partij ter terechtzitting aanwezig is [benadeelde] , bijgestaan door mr. S. Kriekaard.
(...)
De voorzitter deelt mee dat zich ten aanzien van parketnummer 05/157681-21 bij de stukken een voegingsformulier bevindt van de benadeelde partij [benadeelde] strekkende tot het verkrijgen van schadevergoeding van € 6.744,07 aan materiële schade en € 5.000,- aan smartengeld.
mr. Kriekaard:
De begroting van de tandarts is een behoorlijke kostenpost. Het gaat deels om toekomstige schade. Al twee dagen na het incident is [benadeelde] naar de tandarts geweest. De begroting sluit daar op aan. Op een factuur van december staat een periodieke controle, op die van juni niet. Er is heel kort na het incident een kies getrokken, daaruit kun je het causaal verband afleiden. Ik heb geen aanvullende verklaring kunnen krijgen van de tandarts.
De benadeelde partij licht toe en oefent zijn spreekrecht uit:
Mijn kiezen zijn eruit. Ik ben voorover gevallen. Eén kies was gebroken, de andere kies kon niet zonder de gebroken kies worden teruggeplaatst. Er moeten daarom twee implantaten komen. (...)
Verdachte wenst geen reactie te geven op de verklaring van de benadeelde partij.”
2.2.8
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 16 mei 2023 houdt onder meer in:
“Daarnaast is ter terechtzitting aanwezig de benadeelde partij [benadeelde] , samen met zijn partner [getuige] en bijgestaan door mr. L.J.M.J. Damen, advocaat te Arnhem.
(...)
De voorzitter gaat over tot de bespreking van de vordering van de benadeelde partij.
Desgevraagd geeft mr. Damen aan dat de vordering in hoger beroep wordt gehandhaafd.
Mr. Damen voert het woord:
De schriftelijke slachtofferverklaring zit bij de vordering tot schadevergoeding en is nog steeds van toepassing. Ik zal de vordering kort toelichten. De immateriële schade spreekt voor zich. Mijn cliënt heeft blijvend letsel. Hij heeft een groot litteken aan de achterzijde van zijn hoofd. Daarnaast heeft hij lang pijn gehad en op dit moment heeft hij nog steeds gebitsproblemen. Op de zich in het dossier bevindende foto’s is te zien dat zijn hele woning onder het bloed zat. Gelet op al het voorgaande is de gevorderde immateriële schade billijk. Ook de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen. De kosten zijn voldoende onderbouwd. Voor de toekomstige schade aan het gebit is een offerte gemaakt. Het is voorzienbaar dat in de toekomst extra kosten zullen worden gemaakt. Die kosten staan in direct verband met het gepleegde feit. Mijn cliënt heeft niet de financiële middelen om de gebitsschade op dit moment op te lossen. Hij is dan ook in afwachting van de uitkomst van deze strafzaak. Mijn cliënt heeft nog steeds veel pijn en zit met veel vragen. Het is voor hem en zijn partner niet gemakkelijk om hier vandaag aanwezig te zijn. Voor het overige verwijs ik naar hetgeen op schrift is gesteld.
(...)
De raadsman overlegt per e-mail een pleitnota.
In aanvulling op de pleitnota brengt de raadsman nog het volgende naar voren:
Over de vordering van de benadeelde partij merk ik nog het volgende op. Op pagina 9 van het vonnis heeft de rechtbank overwogen: “De schadepost die ziet op de tandartsfactuur d.d. 5 januari 2022 kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden toegewezen, nu onvoldoende is onderbouwd waarom deze kosten rechtstreeks het gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit.” De rechtbank is echter van oordeel dat de gevorderde € 273,07 onvoldoende is onderbouwd en heeft de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Datzelfde geldt voor de gevorderde toekomstige tandartskosten. De verdediging stelt zich op het standpunt dat onvoldoende is onderbouwd dat de toekomstige tandartskosten het rechtstreekse gevolg zijn van het slaan met de honkbalknuppel. Uit de geneeskundige verklaring, volgt niet dat de benadeelde partij gebitsschade heeft opgelopen. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat één kies was gebroken en dat implantaten moesten worden gezet. Dit is echter niet onderbouwd. De verdediging betwist de vordering dan ook op dit punt.
(...)
Mr. Damen voert nogmaals het woord:
De raadsman verwijst veelvuldig naar de geneeskundige verklaring op pagina twintig van het dossier. Die verklaring is op 15 juni 2021 opgemaakt. Bij de vordering zijn vervolgens echter aanvullende geneeskundige stukken gevoegd. In de bijlagen op pagina negentien en twintig van de vordering staat onder het kopje ‘bijzonderheden algemene’ dat mijn cliënt bij het eerste onderzoek reeds het gevoel had dat een stuk van zijn kies was afgebroken. Uiteindelijk is ook vastgesteld dat een stuk van zijn kies was afgebroken. De raadsman heeft aangevoerd dat mijn cliënt wellicht tevoren al een slecht gebit had. Het dossier bevat echter een foto waarop te zien is dat mijn cliënt een kapotte lip had. Bovendien waren zijn tanden verder intact. De gebitsschade is dus door dit incident ontstaan. Dat een deel van de gevorderde tandartskosten nu nog niet zijn gemaakt, staat niet aan toewijzing in de weg.”
2.2.9
Het hof heeft over de gevorderde materiële schadevergoeding van de benadeelde partij onder meer overwogen:
“Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 11.744,07, bestaande uit € 6.744,07 materiële schade en € 5.000,- immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.890,16. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
(...)
Oordeel van het hof
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd van € 5.519,92 aan medische kosten, bestaande uit € 125,63 voor ambulancekosten, € 712,60 voor reeds gemaakte tandartskosten en € 4.681,96 voor toekomstige tandartskosten. Het gevorderde bedrag ten aanzien van de ambulancekosten zal worden toegewezen tot een bedrag van € 104,40, aangezien dit deel van de vordering voldoende is onderbouwd en niet is betwist. Behoudens de kosten voor de periodieke controle op 5 januari 2022 acht het hof de gevorderde kosten voor zowel de reeds gemaakte als de toekomstige tandartskosten voldoende onderbouwd. Het hof zal daarom een bedrag van € 5.371,65 aan tandartskosten toewijzen.
(...)
Concluderend is het hof van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 6.421,20. Voor het overige zijn de posten onvoldoende onderbouwd. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
(...)
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.”
2.3
De toewijzing door het hof van een bedrag van € 712,60 voor vergoeding van al gemaakte tandartskosten, is – in het licht van de betwisting van die schadepost door de verdachte – niet zonder meer begrijpelijk, nu het hof niet heeft vastgesteld welke posten van de onder 2.2.5 weergegeven rekeningen zijn gerelateerd aan de gebitsschade die als gevolg van het strafbare feit is ontstaan. De klacht hierover slaagt.
2.4
De Hoge Raad heeft ook de verder in het cassatiemiddel aangevoerde klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de beperkte mate van overschrijding van de redelijke termijn volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij voor zover daarin een bedrag van € 712,60 voor vergoeding van al gemaakte tandartskosten is begrepen en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 juli 2025.