ECLI:NL:HR:2025:1119

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
23/01011
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt en beschadiging elektriciteitsnetwerk in bedrijfspand

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1967, was huurder van een bedrijfspand waar op 7 augustus 2018 een hennepkwekerij werd aangetroffen. Tijdens het onderzoek werd ook vastgesteld dat de elektriciteitsmeter in het pand was gemanipuleerd, wat leidde tot gevaar voor goederen. De verdachte voerde aan dat hij geen weet had van de hennepkwekerij en dat het pand onderverhuurd was aan een voormalige klant. Het hof oordeelde echter dat de verdachte onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn verweer en dat hij verantwoordelijk was voor de aangetroffen voorwerpen en de beschadiging van de elektriciteitsmeter. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof bevestigd, maar de opgelegde taakstraf verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof enkel wat betreft het aantal te verrichten uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis, en verlaagde deze naar 114 uren taakstraf, subsidiair 57 dagen hechtenis.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01011
Datum8 juli 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 maart 2023, nummer 20-001448-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben de advocaten J. Kuijper en D.W.E. Sternfeld bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2.
2.2
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1. primair
hij op of omstreeks 07 augustus 2018, te [plaats] voorwerpen, te weten assimilatielampen met armatuur (122) en transformatoren (122) en slakkenhuizen (14) en dompelpompen (12) en koolstoffilters (10) en ventilatoren (8) en pH-meters (6) en opticlimates (5) en CO2 boosters (4) en luchtafzuigers (4) en snelheidsregelaars (2) en een schakelbord, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
2. primair
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 07 augustus 2018 te [plaats] , opzettelijk een elektriciteitswerk - een zogenoemde elektriciteitsmeter voor de stroomvoorziening in een bedrijfspand aan de [a-straat 1] - heeft beschadigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, immers heeft verdachte in genoemd bedrijfspand de verzegeling van het deksel en het deksel (zelf) van de hoofdaansluitkast van voormelde elektriciteitsmeter verbroken en/of verwijderd en een aansluiting voor (de hoofdbeveiliging van) de elektriciteitsmeter bijgeplaatst en aangesloten.”
2.3.1
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van betreden pand ter inbeslagneming d.d. 8 augustus 2018, dossierpagina’s 34-35, betreffende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 34)
Op dinsdag 7 augustus 2018 werd door mij verbalisant voor een onderzoek op grond van artikel 9 van de Opiumwet in het bedrijfspand, gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] , binnengetreden. Tijdens het onderzoek kwam een fraudespecialist van Stedin Netbeheer BV ter plaatse om onderzoek ter verrichten aan de elektra van het pand. Door hem werd geconstateerd dat er oneigenlijke aanpassingen waren gemaakt in de meterkast en werd het pand afgesloten van elektriciteit.
(dossierpagina 35)
Tijdens het onderzoek in dit pand werd het volgende in beslag genomen:
Een volledige inrichting van een hennepkwekerij.
2. Een proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming d.d. 7 augustus 2018, dossierpagina 36, opgemaakt door van verbalisant [verbalisant 2] voor zover inhoudende:
Inbeslagneming
Adres: [a-straat 1]
Postcode/plaats: [postcode] [plaats]
Datum en tijd: 7 augustus 2018, 10:00 uur
Beslagene
[verdachte] , geboren [geboortedatum] /1967, […] .
Beslag
122 assimilatielampen met armatuur
122 transformatoren
14 slakkenhuizen
12 dompelpompen
10 koolstoffilters
8 ventilatoren
6 pH meters
5 opticlimates
4 CO2 boosters
4 luchtafzuigers
1 schakelbord (elektra)
2 snelheidsregelaars
Eigenaar/Houder/Rechthebbende
[verdachte] , voornoemd.
3. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2018, dossierpagina’s 42-45, betreffende de verklaring van U. Mehmet namens Stedin Netbeheer B.V., voor zover inhoudende:
Ik ben als fraudespecialist in dienst van Stedin Netbeheer B.V., belast met de opsporing van strafbare feiten gericht tegen Stedin Netbeheer B.V. en tevens bevoegd tot het doen van aangifte.
Ik doe aangifte van:
Incident: Veroorzaken gevaarlijke situatie
Incident: Diefstal al dan niet door middel van braak of verbreking
Datum: 07-08-2018 omstreeks 11:44 uur
Adres: [a-straat 1]
Postcode/Plaats: [postcode] [plaats]
Naam: [A]
(pagina 43)
Op 07-08-2018 omstreeks 11:44 uur was ik tezamen met politieambtenaren van Dienst Landelijke Recherche, Team 16 bij het pand [a-straat 1] te [plaats] .
Het betrof een Bedrijfsruimte.
Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van Stedin Netbeheer BV en de elektrische installatie in de meterkast van dat pand zag ik dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken en verwijderd was. Tevens was het deksel van de hoofdaansluitkast verwijderd. Ik zag dat het deksel in de meterkast lag. Ik zag dat er aan de onderzijde van de hoofdzekering(en) een illegale aansluiting was bijgeplaatst en aangesloten. Deze illegale aansluiting zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze illegale aansluiting werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Uit bovenstaande bevindingen bleek dat met het aanbrengen van de illegale aansluiting er nadeel is ontstaan voor Stedin Netbeheer BV door een niet geregistreerd elektriciteitsverbruik. Bij het volgen van die illegale aansluiting zag ik dat deze uitkwam in een onderverdeling van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerijen ongemeten van elektriciteit werden voorzien.
4. Het rapport van visuele waarneming elektrische installatie meterkast d.d. 8 augustus 2018 (dossierpagina’s 49 t/m 52), opgemaakt door de deskundige U. Mehmet, fraudespecialist Stedin Netbeheer B.V. voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
(pagina 49)
Nadat de politieambtenaren van de politie eenheid Rotterdam de hennepkwekerij hadden aangetroffen werd Stedin Netbeheer BV verzocht de elektriciteitsvoorziening in onderstaand pand c.q. perceel te controleren.
Datum/tijd: 7-8-2018
Pleegadres: [a-straat 1] , [postcode] [plaats] .
(pagina 50)
Geconstateerd in de meterkast:
Hoofdaansluitkast open of geopend geweest
Ik heb waargenomen dat het deksel van de hoofdaansluitkast open was of geopend is geweest. Wanneer het deksel van de hoofdaansluitkast open is, is er kans op directe aanraking van onder spanning staande delen.
Gevaar: brandgevaar.
(pagina 51)
Geconstateerd in de meterkast:
Illegale aftakking voor de hoofdbeveiliging en op secundaire leiding.
Ik heb waargenomen dat er sprake is van een illegale aftakking in de hoofdaansluitkast voor de hoofdbeveiliging en op de secundaire leiding. In deze situatie is de installatie pas beveiligd in de hoofdaansluitkast. De installatie kan nu belast worden en de overbelasting wordt niet op tijd automatisch afgeschakeld. Het gevolg is warmte ontwikkeling en het ontstaan van kans op brand.
Het grootste risico is gelegen in het verbranden van leidingen en het dan ontstaan van een kortsluiting. Bij een kortsluiting is de kans groot dat de secundaire leiding kan wegbranden. De mate van wegbranden is afhankelijk van de opbouw, aanleg en lengte van de secundaire leiding en grootte van de beveiliging in de kabelkast. Het wegbranden van de secundaire leiding gaat met rookontwikkeling gepaard en heeft een kans op brand tot gevolg.
5. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 7 augustus 2018 (dossierpagina’s 54 t/m 55), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1] :
Sinds november 2015 werk ik voor [A] . Het bedrijf is van [verdachte] .
De ruimte waar de politie zojuist een hennepkwekerij in aanbouw aangetroffen heeft, diende eerst als opslag. Begin dit jaar, ik weet niet meer precies wanneer, moest de ruimte leeg geruimd worden van [verdachte]. Daarna ben ik niet meer in de ruimte geweest.
6. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 7 augustus 2018 (dossierpagina’s 57 t/m 58), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] :
Ik ben eigenaar van de B.V. waar het pand [a-straat 1] te [plaats] van is. Wij verhuren het pand vanaf 1 juli 2016 aan [B] B.V. waar [A] onderdeel van is. De eigenaar van [B] is [verdachte] .
7. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 14 augustus 2018 (dossierpagina’s 71 t/m 75), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte:
V: Heb je op dit moment een onderneming?
A: [A] .”
2.3.2
Het hof heeft over de bewezenverklaring verder onder meer overwogen:
“De raadsman van de verdachte heeft subsidiair aan de bepleite vrijspraak ten grondslag gelegd dat de verdachte geen wetenschap had van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit in zijn bedrijfspand aan de [a-straat 1] te [plaats] . De verdachte heeft verklaard dat hij in juli en augustus 2018 een deel van het bedrijfspand had onderverhuurd aan een oude klant van hem. Deze zou in het onderverhuurde deel voorwerpen, die bestemd waren voor een hennepkwekerij, hebben geplaatst. De verdachte zou hiervan niets hebben geweten, mede omdat de hennepkwekerij niet via het door hem gebruikte deel van het bedrijfspand, dus van binnenuit, kon worden betreden. De verdediging heeft aangevoerd dat de hennepkwekerij was te betreden via de eerste deur aan de eerste linkerzijde van het pand bezien vanaf de voorzijde.
Het hof gaat hieraan voorbij. De verdachte heeft bij de politie gezwegen en zowel in eerste aanleg als in hoger beroep verklaard dat hij de opslagruimte van de door hem gehuurde loods had onderverhuurd aan een oud-klant van hem, waarvan hij alleen de voornaam kende, die in [plaats] woonde en vertegenwoordiger was in modeartikelen. Hij had hem de sleutel gegeven. Deze persoon zou hem 500 euro per maand betalen voor het onderhuren van deze ruimte. Deze persoon heeft uiteindelijk alleen -contant- betaald voor de maand juli. De boekhouder van verdachte zou in augustus 2018 een onderhuurcontract opstellen, echter omdat de hennepkwekerij begin augustus 2018 is ontdekt was het daar niet meer van gekomen. Ook in hoger beroep heeft de verdachte geen nadere concrete en identificerende/verifieerbare gegevens met betrekking tot deze persoon gegeven.
Naar het oordeel van het hof is er geen begin van aannemelijkheid dat er sprake is van betrokkenheid van een derde zoals door de verdachte betoogd. Het hof acht het volstrekt ongeloofwaardig dat de verdachte zonder identificerende en traceerbare gegevens een aanzienlijk deel van zijn bedrijfsruimte aan een derde zou hebben onderverhuurd en deze de sleutel van het pand zou hebben gegeven. Het dossier bevat voor het overige ook geen enkele aanwijzing dat een (onbekend gebleven) derde van (dat deel van) het desbetreffende bedrijfspand gebruik maakte en bij de hennepkwekerij was betrokken.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de lezing van de verdachte inhoudende dat hij een deel van het bedrijfspand aan een derde had onderverhuurd, als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld.
Naar het oordeel van het hof kan het op grond van het samenstel van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden niet anders zijn dan dat verdachte, die de huurder en enige gebruiker was van het bedrijfspand aan de [a-straat 1] te [plaats] , zelf verantwoordelijk is geweest voor het opzetten van de kwekerij en het manipuleren van de elektriciteitsvoorziening in het door hem gehuurde en gebruikte pand. Dat betekent dat hij dus degene is geweest die de aangetroffen voorwerpen die bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, voorhanden heeft gehad, zoals onder feit 1 primair bewezen is verklaard, en de elektriciteitsmeter heeft (doen) gemanipuleerd (manipuleren) zoals bewezenverklaard onder 2 primair.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het voorgaande en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.”
2.4.1
Het hof heeft volgens de bewijsvoering vastgesteld dat op 7 augustus 2018 in een bedrijfspand in [plaats] voorwerpen zijn aangetroffen die zijn bestemd voor hennepteelt, en dat toen is geconstateerd dat het elektriciteitswerk in de hoofdaansluitkast van dat bedrijfspand was beschadigd. Het hof heeft verder vastgesteld dat de verdachte de huurder en enige gebruiker was van dat bedrijfspand, dat hij eerder een werknemer de opdracht had gegeven het deel van het pand waar later de voorwerpen zijn aangetroffen leeg te ruimen, en dat die werknemer daarna niet meer in de betreffende ruimte is geweest.
2.4.2
Naar aanleiding van het verweer van de verdachte dat hij geen weet had van de tenlastegelegde feiten en dat een deel van het bedrijfspand was onderverhuurd aan een voormalige klant die daar de voorwerpen heeft neergezet die waren bestemd voor de hennepkwekerij, heeft het hof geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte een deel van het bedrijfspand heeft onderverhuurd. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de verdachte onvoldoende concrete en identificerende/verifieerbare gegevens heeft verstrekt over de persoon die het betreffende deel van het pand zou hebben ondergehuurd. Dit oordeel en ook het daarop voortbouwende oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de zich in het pand bevindende voorwerpen opzettelijk aanwezig had, zijn toereikend gemotiveerd.
2.4.3
Dat geldt ook voor het oordeel van het hof dat de verdachte verantwoordelijk is voor de beschadiging van het elektriciteitswerk door het (doen) manipuleren van dat werk. Van het als pleger beschadigen van een elektriciteitswerk kan ook sprake zijn als de verdachte niet zelf in fysieke zin handelingen heeft verricht die tot beschadiging hebben geleid, maar deze handelingen door een ander heeft laten uitvoeren. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de huurder en de enige gebruiker was van het bedrijfspand en dus van aanwijzingen van betrokkenheid van een ander of anderen niet is gebleken, heeft het hof niet onbegrijpelijk geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte – als pleger – de elektriciteitsmeter heeft gemanipuleerd door het betreffende elektriciteitswerk te beschadigen.
2.5
Voor zover het cassatiemiddel hierover klaagt, faalt het.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

De Hoge Raad heeft ook de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat de taakstraf 114 uren beloopt, subsidiair 57 dagen hechtenis;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 juli 2025.