Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
11 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Menzis N.V. en Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een aanrijding op 10 april 2019 tussen een bestelauto, bestuurd door een onbekende bestuurder, en een fietsster. De fietsster, die ernstig letsel opliep, was verzekerd bij Menzis, die de medische kosten heeft vergoed en zich op basis van subrogatie in de rechten van de benadeelde heeft gesteld. De rechtbank Overijssel oordeelde dat de bestuurder voor 50% aansprakelijk was voor de schade, terwijl het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dit vonnis bekrachtigde en Achmea verplichtte om de schade te vergoeden. Menzis vorderde in cassatie dat Achmea 75% van de door haar aan de benadeelde vergoede kosten zou moeten betalen, maar de Hoge Raad oordeelde dat de 50%-regel niet van toepassing was op de vordering van de verzekeraar. De Hoge Raad concludeerde dat de billijkheidscorrectie voor de verzekeraar een eigen afweging vereist, en dat de eerdere afspraken tussen Achmea en de benadeelde niet automatisch door Menzis konden worden ingeroepen. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van Menzis en veroordeelde haar in de proceskosten.