ECLI:NL:HR:2025:1146
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba inzake inkomstenbelastingaanslagen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door A.G. Krieger, tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting voor de jaren 2005, 2006, 2008 en 2009. De uitspraak van het Hof was gedaan op 27 juli 2023 en betrof hoger beroep van zowel belanghebbende als de Inspecteur tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Hof in stand bleef.