Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
18 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Techfront Ventures B.V. en B.V. Bouwmaatschappij "Watergraafsmmeer" (hierna gezamenlijk aangeduid als Techfront c.s.) en Group A N.V. De zaak betreft een geschil over groepsaansprakelijkheid in het kader van onrechtmatige daad, zoals geregeld in artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek. Techfront c.s. hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 7 mei 2024 is gewezen. Group A heeft een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van Techfront c.s. over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de beoordeling van de klachten niet vereist dat er vragen worden beantwoord die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep van Group A behoeft geen behandeling, aangezien het was ingesteld onder de voorwaarde dat het principale beroep zou leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en Techfront c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 8.206,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.