Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
26 augustus 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 juli 2024. De verdachte, geboren in 1955, was betrokken bij de voorbereidings- en bevorderingshandelingen met betrekking tot de aflevering en/of het vervoer van 1.136,6 kilo cocaïne uit Colombia, wat valt onder artikel 10a.1.2 jo. 10.4 van de Opiumwet. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door de advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo. De advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.