Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
26 augustus 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 januari 2023. De verdachte, geboren in 1993, was in hoger beroep veroordeeld voor te hard rijden en het weigeren van een bloedonderzoek. De verdediging voerde aan dat er bewijsuitsluiting moest plaatsvinden vanwege het niet verbaliseren van geweld bij de aanhouding, waarbij pepperspray was gebruikt. Daarnaast werd er een bewijsklacht ingediend over het vermoeden van drugsgebruik. De advocaat-generaal M.E. van Wees concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging van het bewezenverklaarde feit. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde geldboete van € 1.000 naar € 900, met een vervangende hechtenis van achttien dagen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof enkel wat betreft de hoogte van de geldboete en de duur van de vervangende hechtenis, en verwierp het beroep voor het overige.