ECLI:NL:HR:2025:1204

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
23/00398
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over weigering bloedonderzoek en te hard rijden met bewijsuitsluiting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 januari 2023. De verdachte, geboren in 1993, was in hoger beroep veroordeeld voor te hard rijden en het weigeren van een bloedonderzoek. De verdediging voerde aan dat er bewijsuitsluiting moest plaatsvinden vanwege het niet verbaliseren van geweld bij de aanhouding, waarbij pepperspray was gebruikt. Daarnaast werd er een bewijsklacht ingediend over het vermoeden van drugsgebruik. De advocaat-generaal M.E. van Wees concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging van het bewezenverklaarde feit. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde geldboete van € 1.000 naar € 900, met een vervangende hechtenis van achttien dagen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof enkel wat betreft de hoogte van de geldboete en de duur van de vervangende hechtenis, en verwierp het beroep voor het overige.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00398
Datum26 augustus 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 januari 2023, nummer 23-003456-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben de advocaten J. Kuijper en D.W.E. Sternfeld bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit en tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de voor het onder 1 bewezenverklaarde feit opgelegde geldboete van € 1.000, subsidiair twintig dagen hechtenis.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de voor het onder 1 bewezenverklaarde feit opgelegde geldboete en de duur van de vervangende hechtenis;
- vermindert die geldboete en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze € 900, subsidiair achttien dagen hechtenis, bedragen;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 augustus 2025.