Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
2 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 maart 2024. De verdachte, geboren in 1989, was betrokken bij een brandstichting in een woning die leidde tot dodelijke afloop, en daarnaast was er sprake van beschadiging van een auto. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, waarbij de advocaat-generaal P.M. Frielink had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven. De verdachte bevond zich in voorlopige hechtenis en de Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zes jaren en negen maanden naar zes jaren en acht maanden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.