Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Omvang van het cassatieberoep
3.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
4.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
5.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
6.Beslissing
9 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor mishandeling en belaging van zijn ex-partner. De zaak betreft de omvang van het cassatieberoep, de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel en de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatieberoep niet beperkt kon worden tot de bewezenverklaring van het meer subsidiaire feit, omdat de schriftelijke bijzondere volmacht niet in overeenstemming was met de inhoud van de cassatieakte. De Hoge Raad vernietigde de vrijheidsbeperkende maatregel, omdat deze niet voldoende precies was omschreven. Tevens oordeelde de Hoge Raad dat de toekenning van immateriële schadevergoeding aan de benadeelde partij niet voldoende gemotiveerd was, wat leidde tot een (partiële) vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing van de zaak voor herbehandeling. De Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, maar verbond hieraan geen verdere rechtsgevolgen.