ECLI:NL:HR:2025:1222

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
23/01054
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bedreiging en beschadiging door schieten met gasdrukgeweer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van bedreiging van bewoners van een woning en beschadiging van een dakgoot door met een gasdrukgeweer op de woning te schieten. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken, maar het hof oordeelde in hoger beroep dat de verdachte wel degelijk de dader was. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van het hof voldoende was en dat de alternatieve scenario's die door de verdediging werden aangedragen niet aannemelijk waren. Het hof had onder andere de verklaring van de aangeefster en het proces-verbaal van de politie als bewijs gebruikt. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk was en voldoende gemotiveerd. Daarnaast werd opgemerkt dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens was overschreden, maar dat dit geen verdere rechtsgevolgen met zich meebracht. Uiteindelijk werd het cassatieberoep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01054
Datum2 september 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 maart 2023, nummer 21-003781-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat J.J.M. Cliteur bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over (de motivering van) het onder 1 en 2 bewezenverklaarde.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis voorwaardelijk volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 september 2025.