In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1961, was veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De zaak betreft de onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder 11 stuks munitie en een geweer. De Hoge Raad oordeelt dat het middel met betrekking tot het voorwerp op de beslaglijst onder 8, een fragment aangeduid als '1 STK Overige goederen fragment AAJJ3131NL', slaagt. Dit voorwerp is onvoldoende gemotiveerd als vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, terwijl de overige voorwerpen dat wel zijn. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof voor wat betreft de onttrekking van dit specifieke voorwerp en vermindert de opgelegde taakstraf van 100 uren naar 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, omdat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het EVRM is overschreden. De overige onderdelen van het beroep worden verworpen.