ECLI:NL:HR:2025:1228

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
23/05066
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over discrepantie tussen strafoplegging en strafmotivering in mishandelingszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 december 2023. De verdachte, geboren in 1990, was veroordeeld voor mishandeling en het voorhanden hebben van een 'creditcardmes'. De Hoge Raad constateerde een discrepantie tussen de strafoplegging en de strafmotivering van het hof. Het hof had in het dictum een geldboete van € 150 en een taakstraf van 50 uren opgelegd, maar in de strafmotivering leek het hof enkel een taakstraf te willen opleggen. De Hoge Raad oordeelde dat de oplegging van de geldboete berustte op een kennelijke misslag. Desondanks leidde deze misslag niet tot cassatie, omdat de Hoge Raad de uitspraak van het hof zo verstond dat er geen geldboete maar uitsluitend een taakstraf was opgelegd. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarbij de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De beslissing van de Hoge Raad verduidelijkt dat de strafoplegging enkel een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk is.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/05066
Datum23 september 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 december 2023, nummer 20-001068-23, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat C. van Aken bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde geldboete, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de strafoplegging, in het bijzonder over de oplegging van een geldboete.
2.2
Volgens het dictum heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 150 en een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk. De strafmotivering houdt in:
“Alle omstandigheden afwegende acht het hof het, evenals de rechtbank en de advocaat-generaal, passend en geboden de verdachte ter zake beide bewezenverklaarde feiten te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.”
2.3
Het hof heeft onmiskenbaar bedoeld slechts een taakstraf op te leggen en niet ook een geldboete. De oplegging van een geldboete van € 150 berust daarom op een kennelijke misslag. Het cassatiemiddel klaagt hierover terecht. Tot cassatie hoeft deze misslag echter niet te leiden, omdat de Hoge Raad de uitspraak van het hof zo verstaat dat aan de verdachte geen geldboete maar uitsluitend een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk is opgelegd.

3.Beoordeling van het eerste en het derde cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verstaat dat het hof geen geldboete maar slechts een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk heeft opgelegd;
- verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 september 2025.