Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
9 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 januari 2023. Het beroep is ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat B.Th. Nooitgedagt. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. Dit heeft echter niet geleid tot cassatie. De Hoge Raad heeft opgemerkt dat ook in de samenhangende strafzaak, die onder nummer 23/00138 bij de Hoge Raad aanhangig is, de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden. De Hoge Raad heeft besloten dat in deze ontnemingszaak volstaan kan worden met de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn, zonder dat hieraan andere rechtsgevolgen worden verbonden. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep.