Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
5 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in het kader van aansprakelijkheidsbeperkingen in de binnenvaart. De zaak betreft een aanvaring van het binnenvaartschip Perficio met de Humbeekbrug in België, waarbij aanzienlijke schade aan de brug is ontstaan. De Vlaamse Waterweg N.V. (DVW) heeft Perficio Shipping c.s. aansprakelijk gesteld voor de schade en heeft een rechtsgeding aanhangig gemaakt in België. Perficio Shipping c.s. en hun verzekeraar E.O.C. hebben daarop in Nederland een verzoek tot fondsvorming ingediend om hun aansprakelijkheid te beperken. De rechtbank Rotterdam heeft in oktober 2023 beslist dat de aansprakelijkheid van Perficio Shipping c.s. voorshands tot een bepaald bedrag is beperkt en dat er een fonds moet worden gevormd. DVW heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof Den Haag heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd. DVW heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, die de vraag moest beantwoorden of de Nederlandse rechter bevoegd was om kennis te nemen van het verzoek tot fondsvorming, gezien het feit dat er ook een rechtsgeding in België aanhangig was. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de uitleg van artikel 12 lid 1 van het Verdrag van Straatsburg inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012) niet in de weg staat aan fondsvorming in Nederland, ook al was er een rechtsgeding in België aanhangig. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van DVW verworpen en geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd was om het verzoek tot fondsvorming te behandelen.