Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
16 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 september 2023. De verdachte, geboren in 1988, was in hoger beroep veroordeeld voor het medeplegen van de uitvoer van cocaïne en heroïne naar Denemarken, alsook voor deelname aan een criminele organisatie, beide strafbare feiten onder de Opiumwet. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een beroep in cassatie, ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat J. Kuijper. De advocaat-generaal M.E. van Wees concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.