In deze zaak hebben de eisers, een groep van 27 personen, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft aansprakelijkheid voor gezondheidsschade door blootstelling aan chroom-6, een schadelijke stof die in verschillende industrieën wordt gebruikt. De eisers stellen dat zij schade hebben geleden door deze blootstelling en dat de verweerder, NedTrain B.V., hiervoor aansprakelijk is. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en het arrest van het hof, waaruit blijkt dat de eisers niet voldoende hebben aangetoond dat er een causaal verband bestaat tussen de blootstelling aan chroom-6 en de gezondheidsschade die zij hebben geleden.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad oordeelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die door de eisers zijn gesteld niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het hof bevestigt.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van NedTrain zijn begroot op een totaal van € 5.097,--. Dit arrest is uitgesproken op 12 september 2025 door de raadsheren van de Hoge Raad, met A.E.B. ter Heide als de raadsheer die het arrest in het openbaar heeft uitgesproken.