ECLI:NL:HR:2025:1263

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
24/04450
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in belastingrechtelijke aanslagzaken

Op 12 september 2025 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen belanghebbende [X] en de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betrof de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2006, 2007, 2008, 2014, 2015, 2017 en 2018, inclusief de daarbij gegeven rentebeschikkingen. Het cassatieberoep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 29 oktober 2024, dat op zijn beurt het hoger beroep behandelde tegen uitspraken van de Rechtbank Den Haag.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en daarbij het advies van de procureur-generaal betrokken. Gezien de inhoud van de klachten en de beoordeling is geconcludeerd dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft de Hoge Raad daarom het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk verklaard.

Verder heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om de proceskosten aan een van de partijen toe te wijzen. De uitspraak werd gedaan door raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, met raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.P.J. van Kampen. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken op 12 september 2025.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/04450
Datum12 september 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 29 oktober 2024, nrs. BK-23/936 tot en met BK-23/942 [1] op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 22/5075 tot en met SGR 22/5079, SGR 23/1404 en SGR 23/1405) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2006, 2007, 2008, 2014, 2015, 2017 en 2018 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven rentebeschikkingen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, en de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.P.J. van Kampen, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2025.