Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
7 oktober 2025.
Hoge Raad
Op 7 oktober 2025 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 19 december 2023. Het beroep is ingesteld door de klager, die verzocht om teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 5.000. De klager stelde dat dit geldbedrag hem toebehoort. Het gerechtshof heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, omdat het geldbedrag bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 31 maart 2022 in de strafzaak tegen een medeverdachte van de klager was verbeurdverklaard. Dit arrest is onherroepelijk geworden op 15 april 2022, en er was geen beroep in cassatie ingesteld tegen deze beslissing.
De advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de klager niet-ontvankelijk moet verklaren in het ingestelde cassatieberoep. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en geoordeeld dat de klager geen belang heeft bij het beroep, aangezien de beslissing over het beslag in de strafzaak tegen de medeverdachte van de klager al onherroepelijk was. Hierdoor kan er op het klaagschrift geen andere beslissing meer volgen. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard.