Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
23 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte is beschuldigd van doodslag op zijn echtgenote in Thailand in 2007. De verdachte heeft zijn echtgenote van het leven beroofd en haar lichaam in een beerput naast hun huis gedumpt, waarna hij met hun zoon Thailand heeft verlaten. In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken, maar het hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat het slachtoffer door gewelddadig handelen van de verdachte is omgebracht. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof niet heeft kunnen vaststellen waaruit het gewelddadig handelen van de verdachte precies heeft bestaan, maar dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk is. De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de verklaring van de verdachte niet als kennelijk leugenachtig kan worden aangemerkt en dat het hof de verklaring van de verdachte terecht ongeloofwaardig heeft geacht. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, maar heeft opgemerkt dat de redelijke termijn van het proces is overschreden, zonder dat hieraan verdere rechtsgevolgen zijn verbonden.