ECLI:NL:HR:2025:1348

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
25/01973
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, aangeduid als [X], tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 8 april 2025. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin het verzet van belanghebbende werd behandeld. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroepschrift in cassatie ontvankelijk was. Hierbij werd vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen binnen een termijn van zes weken, die eindigde op 18 juli 2025. Echter, een brief van belanghebbende is pas op 21 juli 2025 ontvangen, na afloop van de gestelde termijn. Hierdoor heeft de Hoge Raad dit stuk buiten beschouwing gelaten. Op basis van artikel 6:6 Awb heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer25/01973
Datum19 september 2025
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 8 april 2025, nr. UTR-23/5044-V, op het verzet van belanghebbende.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 6 juni 2025 in de gelegenheid gesteld dat verzuim binnen zes weken na dagtekening van deze brief te herstellen. Die termijn eindigde op 18 juli 2025. Deze brief van de griffier is aangetekend verzonden en is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgehaald op de afhaallocatie. Op 21 juli 2025 is een brief bij de Hoge Raad binnengekomen. Aangezien dit geschrift bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, laat de Hoge Raad dit stuk buiten beschouwing.
Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, en de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.P.J. van Kampen, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2025.