Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
23 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 16 augustus 2023. De verdachte, geboren in 1996, had beroep in cassatie ingesteld. De advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo hebben namens de verdachte een cassatiemiddel voorgesteld. De advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht.
Het cassatiemiddel betrof de klacht dat het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep nietig was, omdat er geen proces-verbaal van die zitting was opgemaakt. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatiemiddel slaagt, zoals ook is uiteengezet in de conclusie van de advocaat-generaal. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een correct procesverloop in hoger beroep, waarbij de aanwezigheid van een proces-verbaal essentieel is voor de rechtsgang. De Hoge Raad heeft hiermee een duidelijke lijn uitgezet over de gevolgen van het ontbreken van een proces-verbaal in strafzaken.