ECLI:NL:HR:2025:1358

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
23/03750
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onroerende zaakbelasting en Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de erfgenaam van [A] (hierna: belanghebbende) tegen het Dagelijks Bestuur van Cocencus. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 10 augustus 2023, nr. 22/02280, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 21/1416). De kwestie draait om een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerende zaakbelasting van de gemeente Wormerland voor het jaar 2020.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Na het verstrijken van de termijn voor de motivering van het beroep heeft belanghebbende een geschrift ingediend, maar de Hoge Raad heeft hier geen acht op geslagen. Het Dagelijks Bestuur van Cocencus, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/03750
Datum19 september 2025
ARREST
in de zaak van
de erfgenaam van [A] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN COCENCUS
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 10 augustus 2023, nr. 22/02280 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 21/1416) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerende zaakbelasting van de gemeente Wormerland voor het jaar 2020.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Na het verstrijken van de voor de motivering van het beroep in cassatie gestelde termijn heeft belanghebbende een geschrift ingediend. Op dit stuk slaat de Hoge Raad geen acht.
Het dagelijks bestuur van Cocencus, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.P.J. van Kampen, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2025.