ECLI:NL:HR:2025:1364
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake niet tijdig nemen beslissing Belastingdienst
In deze zaak heeft belanghebbende, aangeduid als [X], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 1 april 2025, nummer 24/306. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, nummer HAA 23/5007, die betrekking had op het niet tijdig nemen van een beslissing door de Belastingdienst op een verzoek van belanghebbende om toepassing van artikel 26a van de Invorderingswet 1990. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 19 september 2025 door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.P.J. van Kampen.