Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
7 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 mei 2023. De verdachte, geboren in 1987, was betrokken bij de invoer van bijna 19 kilo cocaïne en had in eerste aanleg vrijspraak gekregen. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
Het cassatiemiddel klaagde over het gebruik van de verklaringen van twee medeverdachten voor het bewijs van de tenlastegelegde feiten. De verdediging stelde dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het was afgeweken van de door hen naar voren gebrachte standpunten over de bruikbaarheid van deze verklaringen. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel faalde, en dat het hof voldoende had onderbouwd dat de verklaringen van de medeverdachten betrouwbaar en geloofwaardig waren. De Hoge Raad merkte op dat het hof kritisch had gekeken naar de verklaringen en dat het niet verplicht was om op elk detail van het verweer van de verdediging in te gaan.
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 42 maanden naar 40 maanden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en verwierp het beroep voor het overige.