ECLI:NL:HR:2025:1453

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
23/01948
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake overschrijding van de redelijke termijn in strafzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 mei 2023. De verdachte, geboren in 1995, heeft via zijn advocaat J. Kuijper cassatiemiddelen voorgesteld. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Het eerste cassatiemiddel betreft de motivering van het bewezenverklaarde, maar dit leidt niet tot cassatie. De redenen hiervoor zijn uiteengezet in de conclusie van de advocaat-generaal.

Het tweede cassatiemiddel stelt dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. De Hoge Raad oordeelt dat dit cassatiemiddel gegrond is, aangezien er meer dan twee jaren zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. De Hoge Raad concludeert dat de redelijke termijn is overschreden, maar verbindt hieraan geen verdere rechtsgevolgen, gezien de opgelegde geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een geldboete van € 750.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, en dit arrest is uitgesproken op 7 oktober 2025 door de vice-president M.J. Borgers, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01948
Datum7 oktober 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 mei 2023, nummer 20-001397-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat J. Kuijper bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over (de motivering van) het bewezenverklaarde.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. In het licht van de opgelegde geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en de geldboete van € 750 volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 oktober 2025.