Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
7 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 mei 2023. De verdachte, geboren in 1995, heeft via zijn advocaat J. Kuijper cassatiemiddelen voorgesteld. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Het eerste cassatiemiddel betreft de motivering van het bewezenverklaarde, maar dit leidt niet tot cassatie. De redenen hiervoor zijn uiteengezet in de conclusie van de advocaat-generaal.
Het tweede cassatiemiddel stelt dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. De Hoge Raad oordeelt dat dit cassatiemiddel gegrond is, aangezien er meer dan twee jaren zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. De Hoge Raad concludeert dat de redelijke termijn is overschreden, maar verbindt hieraan geen verdere rechtsgevolgen, gezien de opgelegde geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een geldboete van € 750.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, en dit arrest is uitgesproken op 7 oktober 2025 door de vice-president M.J. Borgers, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P. Bakker.