ECLI:NL:HR:2025:1493

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
24/01077
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de vraag of blijvend gehoorverlies als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, specifiek blijvend gehoorverlies. Het hof had vastgesteld dat het slachtoffer, als gevolg van de geweldshandelingen van de verdachte, een trommelvliesperforatie en blijvend gehoorverlies had opgelopen. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over de kwalificatie van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging stelde dat het hof onterecht had geoordeeld dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel, maar de Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onjuist had geoordeeld. De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het hof, dat er geen uitzicht is op volledig herstel van het gehoor, niet onbegrijpelijk is en dat het blijvend gehoorverlies als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Het cassatiemiddel faalt en het beroep wordt verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/01077
Datum7 oktober 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 maart 2024, nummer 21-002905-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben de advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend ten aanzien van de zaak met parketnummer 08-191976-17 en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over (de motivering van) het oordeel van het hof dat sprake is van ‘zwaar lichamelijk letsel’ als bedoeld in artikel 300 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 08-191976-17 bewezenverklaard dat:
“hij, op 19 juli 2017 te [plaats] , [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] op de grond te gooien en
- op het lichaam van die [slachtoffer] te zitten en
- meermalen (met kracht) tegen het hoofd en op het lichaam te slaan en te stompen en
- de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel te weten blijvend gehoorverlies / blijvende gehoorschade ten gevolge heeft gehad.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (...), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [slachtoffer] van 20 juli 2017:
Plaats delict: [a-straat 1] , [plaats] ,
Pleegdatum/tijd: op woensdag 19 juli 2017 om 17:28 uur.
Ik doe aangifte van mishandeling. Ik ben zodanig mishandeld dat ik nog naar het ziekenhuis ben geweest voor controle. Hier bleek dat ik mogelijk mijn trommelvlies heb gescheurd. Ook heb ik blauwe plekken in mijn linker nek/hals, onder mijn linker oor, mijn armen en benen. Ook heb ik een verdikking op mijn hoofd. De dokter heeft mij verteld dat dit is gekomen door de klappen die ik heb ontvangen. De mishandeling is gepleegd door [verdachte] . Ik heb [verdachte] gisteren verteld dat ik de relatie wil beëindigen, omdat het gewoon niet werkt tussen ons. Ik zag toen dat [verdachte] gelijk boos werd.
(...). Voordat ik kon reageren was [verdachte] al bij mij en zag en voelde ik dat hij mij met zijn linker vuist in mijn gezicht sloeg. Ik voelde dat hij mij bij mijn oor raakte en op de linkerkant van mijn hoofd. Ik voelde gelijk pijn. Ik probeerde gelijk weg te rennen/kruipen, maar dat lukte niet. [verdachte] heeft mij meerdere malen geslagen.
Ook heeft hij mij met de platte hand geslagen op mijn rechterwang. Ik voelde dat [verdachte] mij met zijn ene hand bij de haren vasthield en dat hij met de andere hand mij sloeg. Tijdens het slaan trok [verdachte] mij over de vloer en is hij bovenop mij gaan zitten. Ik voelde dat hij met zijn rechterhand de keel dichtkneep en mij ook sloeg terwijl ik op de grond lag.
2. Een geschrift bevattende een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , opgemaakt op 20 juli 2017 door [betrokkene 1] , huisarts (...), voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1993, is op 20 juli 2017 onderzocht. Er zijn diverse hematomen geconstateerd. Er is sprake van een vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel en inwendig bloedverlies.
3. Een geschrift inhoudende medische informatie betreffende [slachtoffer] , opgemaakt door KNO-arts [betrokkene 2] van 22 september 2017 (...) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1993, is op 22 september 2017 onderzocht.
AS: trommelvliesperforatie voorkwadranten, atrofisch aspect trommelvlies.
AD intact trommelvlies, luchthoudend middenoor.
Toonaudiometrie: AS: gemengd gehoorverlies met overwegend conductief component en aflopend perceptief gehoorverlies. AD: normaal gehoor. Spraakaudiometrie conform toonaudiometrie.
De conclusie luidt: trommelvliesperforatie AS met mogelijk ketenonderbreking en perceptief gehoorverlies ontstaan na trauma.
4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] door de rechter-commissaris van 21 augustus 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij wat ik kan vertellen over wat er is gebeurd op 19 juli 2017. Mijn dochter belde mij ‘s avonds dat zij in elkaar geslagen was. Ik ben erheen gereden. Zij zag er niet uit. Zij zat onder de blauwe plekken. U vraagt mij of ik nog weet hoe laat zij heeft gebeld. Dat was tegen een uur of 19.00 uur. Maar u moet mij er niet op vastpinnen. Ik heb niet op mijn horloge gekeken. Ik ben in de auto gestapt en erheen gevlogen. U vraagt mij hoe zij klonk aan de telefoon, zij klonk paniekerig. Zij huilde. U vraagt mij wat zij precies vertelde aan de telefoon. Zij vertelde dat zij de verkering had uitgemaakt en dat dat was geëscaleerd.
5. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof van 31 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik beken dat er een handgemeen is geweest. Ik heb [slachtoffer] twee keer geslagen met de platte hand.”
2.2.3
Het hof heeft over de bewezenverklaring verder overwogen:
“Ter terechtzitting in hoger beroep is door verdachte toegegeven dat hij tweemaal met de vlakke hand in het gezicht van aangeefster [slachtoffer] heeft geslagen. Verdachte ontkent echter dat hij haar heeft mishandeld, zoals dit aan hem ten laste is gelegd. Verdachte betwist ook dat hij de gehoorschade aan het linkeroor van aangeefster en de blauwe plekken op haar hoofd en lichaam heeft veroorzaakt. Volgens verdachte was al voor de datum van de tenlastelegging bij aangeefster sprake van gehoorschade. De raadsman heeft bepleit verdachte, afgezien van twee klappen met de vlakke hand in het gezicht van aangeefster, vrij te spreken van de aan hem tenlastegelegde mishandeling.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 08-191976-17 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder dat de aangifte van [slachtoffer] voldoende steun vindt in de andere bewijsmiddelen, waaronder de medische informatie betreffende aangeefster. Op 20 juli 2017 is bij het eerste medische onderzoek van aangeefster uitwendig letsel waargenomen, waaronder diverse hematomen op haar hoofd en andere plekken op haar lichaam, en puntbloedingen onder en achter het linkeroor. Dit letsel kan in ieder geval niet alleen zijn veroorzaakt door twee klappen met de vlakke hand in haar gezicht. Bij nader onderzoek aan het linkeroor van aangeefster op 22 juli 2017 (de Hoge Raad begrijpt: 22 september 2017) heeft de KNO-arts een trommelvliesperforatie en een na trauma ontstaan gehoorverlies geconstateerd. Uit de medische informatie blijkt niet dat er bij aangeefster al eerder sprake van gehoorverlies is geweest. Naar het oordeel van het hof is dit overigens ook niet aannemelijk geworden en moet het blijvende gehoorverlies aan het linkeroor van aangeefster worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Het hof komt dan ook tot bewezenverklaring van de strafverzwarende omstandigheid dat de mishandeling van aangeefster zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.”
2.3
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van ‘zwaar lichamelijk letsel’ sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Wat de aard van het letsel betreft kan ook het verlies van het gebruik van een zintuig als zwaar lichamelijk letsel worden beschouwd. In dit verband kan relevant medisch ingrijpen ook bestaan uit een andere medische behandeling dan operatief ingrijpen. De beantwoording van de vraag of letsel als ‘zwaar lichamelijk letsel’ moet worden aangemerkt, is in belangrijke mate voorbehouden aan de feitenrechter. Zijn oordeel daarover kan in cassatie slechts in beperkte mate worden getoetst. Als echter uit de bestreden beslissing niets blijkt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel zal dat aanleiding kunnen geven tot cassatie. (Vgl. HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051.)
2.4
Het hof heeft vastgesteld dat het slachtoffer als gevolg van de bewezenverklaarde geweldshandelingen van de verdachte onder meer een trommelvliesperforatie en blijvend gehoorverlies heeft opgelopen, terwijl uit de medische informatie niet is gebleken dat er bij haar al eerder sprake van gehoorverlies is geweest. Het hierop gebaseerde oordeel dat er geen uitzicht is op volledig herstel van dit zintuig en dat aan het slachtoffer ‘zwaar lichamelijk letsel’ is toegebracht, geeft in het licht van wat onder 2.3 is overwogen niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2.5
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 oktober 2025.