Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
14 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 maart 2023. De verdachte, geboren in 1963, was eerder veroordeeld voor medeplegen van witwassen en valsheid in geschrift. De advocaat B.Th. Nooitgedagt heeft namens de verdachte cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. Echter, het derde cassatiemiddel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM, werd gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden omdat de stukken te laat door het hof waren ingezonden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van drie jaren naar twee jaren en negen maanden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.