ECLI:NL:HR:2025:1524

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
24/03279
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aansprakelijkheid en persvrijheid in verband met berichtgeving over granulietstorting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Graniiet Import Benelux B.V. (GIB) en de Omroepvereniging BNNVARA. GIB, vertegenwoordigd door advocaat A.M. van Aerde, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 28 mei 2024 werd gewezen. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag van 2 maart 2022 en 31 augustus 2022. De zaak betreft een geschil over de berichtgeving in het TV-programma Zembla over het storten van granuliet in natuurplassen, waarbij GIB zich benadeeld voelde in haar reputatie.

De Hoge Raad heeft de klachten van GIB over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van GIB verworpen en GIB veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van BNNVARA zijn begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien GIB deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak heeft voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/03279
Datum10 oktober 2025
ARREST
In de zaak van
GRANIET IMPORT BENELUX B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
hierna: GIB,
advocaat: A.M. van Aerde,
tegen
OMROEPVERENIGING BNNVARA,
gevestigd te Hilversum,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: BNNVARA,
advocaat: P.A. Fruytier.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/09/618155 / HA ZA 21-843 van de rechtbank Den Haag van 2 maart 2022 en 31 augustus 2022;
b. het arrest in de zaak 200.321.231/01 van het gerechtshof Den Haag van 28 mei 2024.
GIB heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
BNNVARA heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen mondeling en schriftelijk toegelicht door hun advocaten, en voor BNNVARA mede door E.W.T. Kerckhoffs en J.P. van den Brink.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van GIB heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt GIB in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van BNNVARA begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien GIB deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
10 oktober 2025.