Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
5.Beslissing
10 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de verplichtingen van een curator in faillissement met betrekking tot verontreinigde zaken. De curator, Christian Haije Hartsuiker, was betrokken bij het faillissement van [A] B.V., een vennootschap die zich bezighield met de recycling van metalen. Na het faillissement heeft de curator de huurovereenkomsten met Middelkoop Beheer B.V. opgezegd, maar heeft hij nagelaten om 110 containers met inhoud te verwijderen die door [A] op het terrein van Middelkoop Beheer waren geplaatst. Middelkoop Beheer heeft de curator gesommeerd om de containers te verwijderen, maar de curator heeft dit niet gedaan, wat leidde tot een vordering van [verweerders] op de curator voor de saneringskosten van deze containers.
De rechtbank heeft de vorderingen van [verweerders] gedeeltelijk toegewezen, maar het hof heeft de curator onder bepaalde voorwaarden veroordeeld tot terugbetaling van een deel van de kosten aan de curator, afhankelijk van de toereikendheid van de boedel. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak bevestigd dat de curator een eigen verplichting kan hebben om verontreinigde zaken te verwijderen, zelfs als deze zaken niet tot de boedel behoren. De Hoge Raad heeft het beroep van de curator verworpen en de voorwaardelijke terugbetalingsverplichting van het hof vernietigd, omdat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd was getreden. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die op de curator rust en de mogelijkheid dat vorderingen van derden als boedelvorderingen kunnen worden gekwalificeerd, afhankelijk van de omstandigheden.