Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
14 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 augustus 2023. De verdachte, geboren in 1995, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak. De advocaat M.J. Lamers heeft namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend, terwijl de advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld. Het beroep is ingesteld meer dan twee jaar na de indiening, wat betekent dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens is overschreden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de opgelegde hechtenis van vier weken niet leidt tot andere rechtsgevolgen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft.