ECLI:NL:HR:2025:1565

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
24/03152
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door recreatiemaatschappij en verjaring van vordering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Veerhuis Heerewaarden V.O.F. en B.V. Recreatiemaatschappij Rivierengebied. De zaak betreft een geschil over onrechtmatige daad en de verjaring van een vordering. Veerhuis, een horecagelegenheid, stelt dat de recreatiemaatschappij onrechtmatig heeft gehandeld door de fietsroute aan te passen, wat negatieve gevolgen heeft gehad voor hun onderneming. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Gelderland en een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waaruit blijkt dat Veerhuis beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het hof, terwijl de recreatiemaatschappij een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van Veerhuis beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelt dat het incidentele beroep geen behandeling behoeft, omdat het afhankelijk is van de uitkomst van het principale beroep. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het principale beroep en veroordeelt Veerhuis in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 10.406,--, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/03152
Datum17 oktober 2025
ARREST
In de zaak van
1. VEERHUIS HEEREWAARDEN V.O.F.,
gevestigd te Heerewaarden,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: Veerhuis,
advocaat: M.W. van der Heijden,
tegen
B.V. RECREATIEMAATSCHAPPIJ RIVIERENGEBIED,
gevestigd te Kerk-Avezaath,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Recreatiemaatschappij,
advocaat: M.E. Bruning.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/05/392693/ HA ZA 21-443 van de rechtbank Gelderland van 3 november 2021 en 28 september 2022;
b. het arrest in de zaak 200.329.242 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 mei 2024.
Veerhuis heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Recreatiemaatschappij heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt in het principale cassatieberoep tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Veerhuis heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt Veerhuis in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Recreatiemaatschappij begroot op € 8.206,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Veerhuis deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
17 oktober 2025.