ECLI:NL:HR:2025:1576
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X], hierna aangeduid als belanghebbende. Het beroep was ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 november 2024, nummer BK-ARN 23/50, die betrekking had op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 11 juli 2023. De Hoge Raad heeft in deze procedure de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 27 februari 2025 per aangetekende brief gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor deze betaling. De gegevens van Track&Trace van PostNL tonen aan dat deze brief is afgehaald op de afhaallocatie. Echter, belanghebbende heeft het griffierecht niet voldaan. Op 28 maart 2025 heeft de griffier belanghebbende opnieuw de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom het griffierecht niet is betaald, maar belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de raadsheren van de Hoge Raad.