ECLI:NL:HR:2025:1591

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
25/03733
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in belastingzaak met verzoeker om vrijstelling inkomstenbelasting

In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de leden van de Hoge Raad in verband met een eerder ingesteld beroep in cassatie. Het verzoek tot wraking is ingediend nadat de Hoge Raad uitspraak had gedaan in de zaak met nummer 25/03448. De Hoge Raad heeft het eerste verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard en het tweede verzoek buiten behandeling gesteld. De Hoge Raad oordeelt dat het wrakingsverzoek niet voldoet aan de motiveringseisen zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen die de rechterlijke onpartijdigheid zouden kunnen aantasten. De Hoge Raad heeft ook bepaald dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met nummer 25/01069 niet in behandeling zal worden genomen, gezien het aantal en de inhoud van de eerdere verzoeken van verzoeker. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2025.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
VIERDE KAMER
Nummer25/03733
Datum17 oktober 2025
BESLISSING
in de zaak van
[verzoeker] te [plaats] (hierna: verzoeker)
betreffende de door verzoeker ingediende verzoeken om wraking.

1.De procedure

1.1
Verzoeker heeft beroep in cassatie ingesteld in de zaak die bij belastingkamer van de Hoge Raad is ingeschreven onder nummer 25/01069. Bij bericht van 18 september 2025 is aan verzoeker meegedeeld dat op 26 september 2025 in deze zaak uitspraak zal worden gedaan.
1.2
Bij bericht van 18 september 2025 heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend. Het verzoek is bij de Hoge Raad ingeschreven onder nummer 25/03448. De beslissing op dit verzoek is genomen door de leden van de Hoge Raad V. van den Brink, T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock. De uitspraak heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2025.
1.3
Een bericht van verzoeker van 11 oktober 2025 aan de Hoge Raad houdt in:
“Dient overig bericht in: Wraking .Wrakingkamer leden. m r V van den Brink -m r Tanja -van den Broek -mr Lock.
Grondslag : eerste aanleg .Raadsheren onbekend. .
Tweede aanleg .Eiser Cassatie [verzoeker] vrijgesteld inkomsten belasting uit niet meer verdiende inkomsten uit werk en woning. terugwerkende kracht maandag 23 april 2001. .
Vrijstelling standaard wel verleent na jarenlange Juridische procedures. Grondslag melding letselschade 2 april 202. zelfde grondslag recht op Vrijstelling Box een.
verweerder Staatssecretaris heeft geen verweer gevoerd. !
Eiser Cassatie recht op omkering bewijslast.dat Eiser Cassatie ook zonder oplopen letselschade op maandag 23 april 2001. Uitkeringen had ontvangen. Primair alsmede meer subsidiair rechtens bewezen Geen spraken van.
Uw Raadsheren Weigeren onrechtmatig eigen leidende Arresten te volgen. in strijd met gedragscode Rechterlijke macht. gelijk Ongekend Onrecht toeslag ouders . wederom toegebracht Ongekend Onrecht toegebracht door overheidsorgaan Belasting dienst Nederland terug werkende kracht 23 april 2001.
Onterecht bestendigd door uw Raadsheren van de Hoge Raad Der Nederlanden .
Wraking grond eerste aanleg Slaagt. Wraking wraking kamer tweede aanleg Slaagt.
Eiser Cassatie Recht op vrijstelling Box een inkomsten belasting op grond van uw Arresten Hoge Raad Der Nederlanden. terugwerkende kracht maandag 23 april 2001. Uit voorraad opeisbaar op verweerder staatssecretaris Financieen .met inachtneming ontbreken verweer Staats secretaris .Arresten Hoge Raad Der Nederlanden Recht op omkering bewijslast Vrijstelling. Dwingend Rechten eiser cassatie.”

2.Ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek tegen de leden van de wrakingskamer

2.1
Het verzoek tot wraking in de zaak onder nummer 25/03448 met de bewoordingen “Wraking .Wrakingkamer leden. m r V van den Brink -m r Tanja -van den Broek -mr Lock” is gedaan nadat in de desbetreffende zaak uitspraak was gedaan. Nu de wet niet voorziet in de mogelijkheid van wraking nadat uitspraak is gedaan, dient verzoeker in zijn verzoek tot wraking van de genoemde leden van de wrakingskamer niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.Beoordeling van het wrakingsverzoek in de zaak onder nummer 25/01069

3.1
Ingevolge artikel 8:16 lid 2 Awb moet een wrakingsverzoek worden gemotiveerd. Dit houdt in dat het verzoek de feiten of omstandigheden dient te vermelden waardoor volgens de verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Een verzoek voldoet niet aan de motiveringseis als iedere motivering ontbreekt. Daarvan is slechts sprake als ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat in het verzoek geen enkel feit en geen enkele omstandigheid is vermeld waaruit kan volgen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de desbetreffende rechter schade kan lijden of dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. [1] Een dergelijk verzoek kan niet worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 8:15 Awb en kan misbruik van procesrecht opleveren. [2]
3.2
In aansluiting hierop bepaalt artikel 2.3.2, aanhef en onder a, Protocol deelname aan behandeling en beraadslaging van de Hoge Raad der Nederlanden dat de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden, kan beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het verzoek niet is gemotiveerd. Artikel 8:18 lid 1 Awb staat daaraan niet in de weg. Dat voorschrift is immers alleen van toepassing indien sprake is van een verzoek dat kan worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 8:15 Awb. Die uitleg sluit ook aan bij de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, inhoudende dat de hoofdregel dat de behandeling van een wrakingsverzoek niet achterwege mag worden gelaten, alleen geldt bij een verzoek dat “does not immediately appear to be manifestly devoid of merit”. [3]
3.3
Het hiervoor in 1.3 aangehaalde bericht is gelet op de zinsnede “Onterecht bestendigd door uw Raadsheren van de Hoge Raad Der Nederlanden Wraking grond eerste aanleg Slaagt.” kennelijk mede bedoeld als een wrakingsverzoek in de zaak onder nummer 25/01069.
3.4
Het hiervoor in 1.3 aangehaalde bericht specificeert niet tegen welke leden van de Hoge Raad het verzoek zich richt en bevat geen feiten of omstandigheden die kunnen meebrengen dat de rechterlijke onpartijdigheid bij de behandeling van het beroep in cassatie schade zou kunnen lijden. Dit verzoek voldoet daarmee niet aan de eis dat het verzoek tot wraking moet worden gemotiveerd en kan dus niet worden aangemerkt als wrakingsverzoek in de zin van artikel 8:15 Awb. Om die reden zal de wrakingskamer het verzoek buiten behandeling laten.
3.5
Gelet op het aantal wrakingsverzoeken dat verzoeker in deze procedure heeft ingediend en op de inhoud van die verzoeken zal de Hoge Raad op grond van artikel 8:18 lid 4 Awb bepalen dat een na de datum van deze uitspraak ingediend wrakingsverzoek van verzoeker in de zaak met nummer 25/01069 niet in behandeling wordt genomen.

4.Beslissing

De Hoge Raad
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking in de zaak onder nummer 25/03448;
- stelt het verzoek tot wraking in de zaak onder nummer 25/01069 buiten behandeling;
- bepaalt dat een na de datum van deze uitspraak ingediend verzoek om wraking in de zaak met nummer 25/01069 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren G.C. Makkink en C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.W.E. Schaap, en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2025.

Voetnoten

1.HR 5 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:526, rov. 2.1.
2.Vgl. HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1847, rov. 2.2.
3.HR 5 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:526, rov. 2.2.