Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
4 november 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1994, was in eerste aanleg vrijgesproken van het vervoeren van 1.985,61 gram cocaïne, maar het openbaar ministerie ging in cassatie. De advocaat-generaal D.J.C. Aben concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de klachten over de motivering van het bewezenverklaarde beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat het hof voldoende gemotiveerd had vastgesteld dat de verdachte opzet had op het vervoeren van de aangetroffen cocaïne. Echter, de Hoge Raad constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden naar elf maanden en twee weken. De uitspraak van het hof werd vernietigd, maar het beroep werd voor het overige verworpen.