ECLI:NL:HR:2025:1641

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
24/00926
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontucht door verpleegkundige met patiënten en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 maart 2024. De zaak betreft een verpleegkundige die beschuldigd werd van ontucht met twee aan hem toevertrouwde patiënten, wat valt onder artikel 249.1 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo cassatiemiddelen hebben voorgesteld. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.

Deze uitspraak benadrukt de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en de toepassing van bewijsminimum in strafzaken, evenals de beoordeling van verzoeken tot voeging van stukken aan het dossier.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/00926
Datum11 november 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 maart 2024, nummer 23-003275-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben de advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 november 2025.