ECLI:NL:HR:2025:1666

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
23/04951
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over belaging en strafmotivering in het licht van persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 4 december 2023. De verdachte, geboren in 1996, was in hoger beroep veroordeeld voor belaging op basis van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De opgelegde straf bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat de strafoplegging niet toereikend was gemotiveerd, vooral gezien zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn verblijf in het buitenland vanwege de oprichting van een bedrijf in Marokko. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet verplicht was om de voorlopige gedachten over de taakstraf met de verdediging te delen, en dat de motivering van de strafoplegging voldoende was. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04951
Datum11 november 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 4 december 2023, nummer 22-003141-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat N.M. Fakiri bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 november 2025.