Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
11 november 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 januari 2024. De verdachte, geboren in 1970, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij was veroordeeld voor medeplegen van gewoontewitwassen, zoals omschreven in artikel 420ter jo. 420bis.1.b van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat A.A. Franken heeft namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend, waarin hij de Hoge Raad verzocht om de uitspraak van het hof te vernietigen. De advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig was om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.