Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
18 november 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 30 augustus 2023 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1983, was in hoger beroep veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, waarbij hij in een conflict over de verzorging van een gezamenlijke hennepplantage meermalen met zijn auto op een ander inreed. De verdachte voerde aan dat zijn handelen het gevolg was van eerdere aanrandingen door de aangever, en dat hij handelde uit noodweerexces ter bescherming van zijn minderjarige zoon. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had vastgesteld dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke (dreigende) wederrechtelijke aanranding door de aangever. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Tevens werd ambtshalve vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar dit had geen verdere rechtsgevolgen. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.