ECLI:NL:HR:2025:173

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
24/03154
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag ex art. 5.4.10 jo. 552a Sv na beslag op telefoons onder klager n.a.v. Europees onderzoeksbevel van Belgische autoriteiten

In deze zaak gaat het om een beklagprocedure ex artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van een beslag op telefoons van de klager. Dit beslag vond plaats op basis van een Europees onderzoeksbevel van de Belgische autoriteiten. De klager heeft een klaagschrift ingediend, maar de rechtbank Midden-Nederland heeft dit klaagschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn van 14 dagen na kennisgeving van het beslag. De klager heeft beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de niet-ontvankelijkverklaring door de rechtbank niet begrijpelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klager op 9 januari 2024 of kort daarna op de hoogte was van het beslag, maar heeft niet vastgesteld of de klager ook op de hoogte was van de termijn van 14 dagen waarbinnen het klaagschrift moest worden ingediend. De mededeling van de raadsvrouw ter zitting gaf geen duidelijkheid over de inhoud van de kennisgeving en de termijn. Hierdoor is de Hoge Raad van mening dat de klager niet op de juiste wijze is geïnformeerd over zijn rechtsmiddelen.

De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Midden-Nederland, zodat de zaak opnieuw kan worden behandeld en afgedaan. Deze beslissing is genomen op 4 februari 2025, waarbij de vice-president M.J. Borgers als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/03154 Br
Datum4 februari 2025
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 24 juni 2024, nummer RK 24/007869, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Midden-Nederland opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel keert zich tegen de niet-ontvankelijkverklaring door de rechtbank van het beklag van de klager wegens overschrijding van de termijn.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Midden-Nederland, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 februari 2025.