Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
25 november 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 augustus 2024. De verdachte, geboren in 1989, was beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, door een explosief aan een gasverdeelstation te bevestigen en te ontsteken, wat leidde tot een hevige gasbrand. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het Openbaar Ministerie ging in cassatie.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, waarbij de advocaat-generaal D.J.C. Aben concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het opzet van de verdachte niet gericht hoefde te zijn op de gevolgen van de ontploffing, maar enkel op het teweegbrengen van de ontploffing zelf. Dit betekent dat het voldoende is dat het gevaar voor derden voorzienbaar was volgens algemene ervaringsregels, ongeacht of de verdachte zelf dat gevaar had voorzien.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarbij de motivering van de uitspraak van het hof als juist werd beoordeeld. De beslissing van de Hoge Raad is genomen zonder dat er noodzaak was om te motiveren waarom de klachten van de verdachte niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, aangezien dit niet van belang was voor de ontwikkeling van het recht.