ECLI:NL:HR:2025:1765

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
24/03161
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzettelijk teweegbrengen van ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 augustus 2024. De verdachte, geboren in 1989, was beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, door een explosief aan een gasverdeelstation te bevestigen en te ontsteken, wat leidde tot een hevige gasbrand. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het Openbaar Ministerie ging in cassatie.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, waarbij de advocaat-generaal D.J.C. Aben concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het opzet van de verdachte niet gericht hoefde te zijn op de gevolgen van de ontploffing, maar enkel op het teweegbrengen van de ontploffing zelf. Dit betekent dat het voldoende is dat het gevaar voor derden voorzienbaar was volgens algemene ervaringsregels, ongeacht of de verdachte zelf dat gevaar had voorzien.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarbij de motivering van de uitspraak van het hof als juist werd beoordeeld. De beslissing van de Hoge Raad is genomen zonder dat er noodzaak was om te motiveren waarom de klachten van de verdachte niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, aangezien dit niet van belang was voor de ontwikkeling van het recht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/03161
Datum25 november 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 augustus 2024, nummer 20-001455-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben de advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over (de motivering van) het onder 1 bewezenverklaarde opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4 tot en met 6 en 9 tot en met 11.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 november 2025.