ECLI:NL:HR:2025:1780

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
23/04478
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzettelijk uitgeven van vals bankbiljet in supermarkt met bewijsvoering en opzet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1979, was beschuldigd van het opzettelijk uitgeven van een vals bankbiljet van € 50 in een supermarkt. De kassamedewerker had het biljet door twee verschillende scanapparaten gehaald, die beide aangaven dat het biljet vals was. De teamleider en een opsporingsambtenaar bevestigden dit door het ontbreken van het watermerk en andere kenmerken van echtheid. De verdediging voerde aan dat de verdachte het biljet van een dakloze had gekregen en niet wist dat het vals was. Het hof oordeelde dat de verdachte had moeten weten dat het biljet vals was, wat leidde tot een bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet. De Hoge Raad oordeelde echter dat de bewijsvoering onvoldoende was om te concluderen dat de verdachte opzet had op de valsheid van het biljet. De bewezenverklaring werd daarom als ontoereikend gemotiveerd beschouwd. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04478
Datum25 november 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 6 november 2023, nummer 22-002900-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat A.M.V. Bandhoe bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest maar uitsluitend wat betreft het in de zaak met parketnummer 09-080935-21 tenlastegelegde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 09-080935-21 tenlastegelegde voor zover het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld.
2.2.1
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve wat betreft de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. In dat vonnis is in de zaak met parketnummer 09-080935-21 ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 7 maart 2021 te ’s-Gravenhage, opzettelijk een vals bankbiljet van vijftig euro heeft uitgegeven.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“- Het proces-verbaal van aangifte [aangever] namens [A] B.V. (...) d.d. 7 maart 2021 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, onder meer inhoudende (...);
Op 7 maart 2021 omstreeks 15:30 uur was ik hier dus aan het werk. Ik werd opgeroepen door een collega welke als caissière werkzaam was bij de servicebalie. Zij vertelde mij dat er geprobeerd was om te betalen met een vals biljet van 50,- euro. De collega achter de balie toonde mij een biljet van 50,- euro. Ik zag direct dat dit biljet nep was, het viel meteen op. Ik zag dat het watermerk ontbrak en de cijfers op het biljet waren groter. Het biljet voelde ook anders aan.
- Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] (...) d.d. 7 maart 2021 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, onder meer inhoudende (...);
Op 7 maart 2021 omstreeks 15:30 uur was ik aan het werk als kassière bij [A] . De man sprak mij aan in het Engels en vroeg een pakje Look out zwaar (shag). Ik vertelde hem de prijs van het product. Ik zag dat hij mij een briefje van 50 euro gaf.
Ik pakte deze aan en haalde het briefje van 50 euro door de scanner heen die checkt of het geld echt is. Ik zag dat de scanner op rood sprong. Dit is het teken dat het geld niet echt is. Ik ben voor de zekerheid naar een andere scanner gelopen. Ik haalde hier ook het briefje van 50 euro doorheen. Deze scanner sprong ook op rood. Ik heb hierna mijn teamleider erbij geroepen. Ik zag dat zij het ook nog eens controleerde en de scanner ook op rood sprong.
- Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte (...) d.d. 7 maart 2021 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, onder meer inhoudende (...);
Op zondag 7 maart 2021 om 15:32 uur kregen waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , in uniform gekleed op [a-straat] te [plaats] . Hier kregen wij via de portofoon het verzoek om te gaan naar [A] gelegen aan [b-straat 1] te [plaats] . Hier zou een persoon met een vals biljet van 50,- euro geprobeerd hebben om te betalen. In het magazijn troffen wij een man aan welke later verdachte [verdachte] te zijn. Ik, [verbalisant 1] , sprak met getuige [getuige] . Zij verklaarde mij dat de verdachte had geprobeerd om shag te kopen met een vals biljet van 50,- euro. Zij verklaarde mij dat zij het biljet door verschillende keren door twee verschillende scanapparaten had gehaald. Zij verklaarde mij dat beide apparaten doorgaven dat het biljet vals was. Ik, [verbalisant 2] , zag een biljet van 50,- euro op tafel liggen. Ik vroeg [aangever] of dit het biljet was waarmee de verdachte had geprobeerd te betalen. Ik hoorde dat [aangever] dit bevestigde. Ik keek naar het biljet. Ik zag dat het watermerk op het biljet ontbrak. Ik voelde dat het papier van biljet anders voelde. Ik scheen met een UV-lamp op het biljet. Ik zag dat er geen watermerken verschenen. Hierdoor kreeg ik het vermoeden dat het biljet vals was.
- Het proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek vals bankbiljet (...) d.d. 10 maart 2021 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, onder meer inhoudende (...);
Op woensdag 10 maart 2021, ontving ik, werkzaam als documentonderzoeker (document deskundige i.o.), een bankbiljet waarvan vermoed werd dat het vals of vervalst was. Bij het door mij ingestelde onderzoek aan het falsificaat, zag ik dat, onder andere, de navolgende echtheidskenmerken ontbraken:
• De gebruikte reproductietechniek wijkt af van het origineel.
• Het originele watermerk ontbreekt in het papier.
• De originele veiligheidsdraad ontbreekt in het papier.
Het bankbiljet was aan de voor- en achterzijde nagebootst in een afwijkend techniek en de beveiligingskenmerken waren geïmiteerd. Het onderzoek wees uit dat het bankbiljet vals was.
2.2.3
Het door het hof bevestigde vonnis houdt verder onder meer in:
“Een medewerker van [A] en tevens de verbalisanten zien dat het een vals bankbiljet betreft. Het bankbiljet springt in het oog. Niet enkel door het zien, maar ook door het voelen ervan. De verdachte zou moeten weten dat het vals is en toch heeft hij het uitgegeven. Dit betekent dat er sprake is van voorwaardelijk opzet op het uitgeven van vals geld.”
2.2.4
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 6 november 2023 heeft de raadsvrouw van de verdachte daar aangevoerd:
“De raadsvrouw voert het woord tot verdediging en bepleit vrijspraak in de zaak met parketnummer 09-080935-21, nu haar cliënt geen opzet heeft gehad. Hij kreeg het bankbiljet van € 50,- van een dakloze om iets voor hem te gaan halen in de winkel en hij wist niet dat het om een vals bankbiljet ging. Daarnaast is het een muntsoort die hij niet gewend is vanuit Polen en hij kon niet meteen zien dat het vals geld betrof.”
2.3
Artikel 213 van het Wetboek van Strafrecht luidt:
“Hij die opzettelijk valse of vervalste muntspeciën of valse of vervalste munt- of bankbiljetten uitgeeft, wordt, behoudens artikel 209, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vierde categorie.”
2.4.1
Het hof heeft, gelet op de bewijsvoering, de volgende vaststellingen gedaan. De verdachte betaalde op 7 maart 2021 bij [A] met een biljet van € 50. De kassamedewerker haalde het biljet door twee verschillende scanapparaten en zag dat deze telkens “op rood” sprongen. Vervolgens riep de medewerker de teamleider erbij. De teamleider zag direct dat het biljet nep was: het watermerk ontbrak, “de cijfers op het biljet waren groter” en het biljet voelde ook anders aan. Een ter plaatse gekomen opsporingsambtenaar zag dat het watermerk op het biljet ontbrak en voelde dat het papier van het biljet anders voelde. Toen de opsporingsambtenaar met een UV-lamp op het biljet scheen, zag hij dat er geen watermerken verschenen. Hierdoor kreeg hij het vermoeden dat het biljet vals was. Bij nader onderzoek door een documentonderzoeker bleek dat de gebruikte reproductietechniek afweek van het origineel, dat het originele watermerk ontbrak in het papier en dat de originele veiligheidsdraad ontbrak in het papier.
2.4.2
Anders dan het hof heeft geoordeeld, kan – mede gelet op wat door de verdediging is aangevoerd – uit deze omstandigheden niet zonder meer volgen dat de verdachte “zou moeten weten” dat het biljet vals was en dat hij (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op die valsheid. De bewezenverklaring is daarom ontoereikend gemotiveerd.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het in de zaak met parketnummer 09-080935-21 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 november 2025.