Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
2 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 oktober 2023. De verdachte, geboren in 1954, was beschuldigd van de verkrachting van een 20-jarige vrouw, waarbij de feiten zich afspeelden toen zij bij de verdachte's vriendin verbleef. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, die onder andere betrekking hadden op de opzet op dwang en de betrouwbaarheid van DNA-bewijs. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Echter, de Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twintig maanden naar negentien maanden en twee weken, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof enkel wat betreft de duur van de gevangenisstraf en verwierp het beroep voor het overige.