Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
9 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 juni 2023. De verdachte, geboren in 1974, was als bestuurder van twee rechtspersonen beschuldigd van faillissementsfraude. Hij zou een bedrag van € 92.897,37 aan de boedel hebben onttrokken, niet hebben voldaan aan zijn administratieplichten en opzettelijk de administratie van beide rechtspersonen niet aan de curator hebben verstrekt. De advocaat W.H. Jebbink heeft namens de verdachte cassatiemiddelen voorgesteld, terwijl de advocaat-generaal P.H.P.H.M.C. van Kempen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. Echter, omdat er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, was de redelijke termijn overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van negen maanden naar acht maanden en drie weken. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.