Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
9 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 13 maart 2024. De zaak betreft zware mishandeling van een ex-partner, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat L.E.G. van der Hut, die cassatiemiddelen heeft voorgesteld. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door advocaat M.P. de Klerk, heeft een verweerschrift ingediend. De advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.