ECLI:NL:HR:2025:1885

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 december 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
24/03447
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bank en devolutieve werking hoger beroep in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de aansprakelijkheid van een bank ter discussie stond. De eiseressen, waaronder HILVERWOOD HOLDING B.V. en ATG GOLD LLC, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest was eerder gewezen op 11 juni 2024 en betrof een geschil over niet-volgestorte obligaties en het causaal verband tussen de handelingen van de bank en de schade die de eiseressen hebben geleden.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseressen over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Deutsche Bank, die als verweerster in cassatie optrad, had voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat dit incidentele beroep geen behandeling behoeft, gezien de uitkomst van het principale beroep. De Hoge Raad heeft de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, met specifieke bedragen voor verschotten en salaris aan de zijde van de Deutsche Bank en Quintet Private Bank.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/03447
Datum12 december 2025
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres],
wonende te [woonplaats],
2. HILVERWOOD HOLDING B.V.,
gevestigd te Huizen,
3. ATG GOLD LLC,
gevestigd te New York, Verenigde Staten van Amerika,
4. AX PRODUCTIONS LLC,
gevestigd te New York, Verenigde Staten van Amerika,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiseressen],
advocaat: C.S.G. Janssens,
tegen
1. DEUTSCHE BANK AG,
gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Deutsche Bank,
advocaten: F.E. Vermeulen en B.F.L.M. Schim,
2. QUINTET PRIVATE BANK (EUROPE) SA,
gevestigd te Luxemburg, Luxemburg,
VERWEERSTER in cassatie
hierna: Quintet,
advocaat: A. Stortelder.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/13/665850/ HA ZA 19-478 van de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2020;
b. het arrest in de zaak 200.289.627/01 van het gerechtshof Amsterdam van 11 juni 2024.
[eiseressen] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Deutsche Bank heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Deutsche Bank mede door S. Elavarasan en voor Quintet mede door C.J.D. Warren.
De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiseressen] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt [eiseressen] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Deutsche Bank begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, en aan de zijde van Quintet begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, met betrekking tot Quintet vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseressen] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
12 december 2025.