Uitspraak
1.Procesverloop
De advocaat van [eiseressen] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
12 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de aansprakelijkheid van een bank ter discussie stond. De eiseressen, waaronder HILVERWOOD HOLDING B.V. en ATG GOLD LLC, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest was eerder gewezen op 11 juni 2024 en betrof een geschil over niet-volgestorte obligaties en het causaal verband tussen de handelingen van de bank en de schade die de eiseressen hebben geleden.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseressen over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Deutsche Bank, die als verweerster in cassatie optrad, had voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat dit incidentele beroep geen behandeling behoeft, gezien de uitkomst van het principale beroep. De Hoge Raad heeft de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, met specifieke bedragen voor verschotten en salaris aan de zijde van de Deutsche Bank en Quintet Private Bank.